‘Koning David was oud en hoogbejaard en hoewel men hem met dekens toedekte, werd hij niet warm,’ zo begint het eerste Boek der Koningen. ‘Zijn dienaren gaven hem een mooi jong meisje om hem warm te houden. Zij heette Abisag, de Sunamietische.’1 Hoogbejaarde mensen hebben het nog altijd koud.
Hippocrates volgens wie ouderdom begon op de leeftijd van 63 koppelde dat kleumen aan het afnemend vermogen om zelf lichaamswarmte te genereren. Door de geschiedenis heen vergeleken artsen/filosofen het leven met een olielamp waarvan de vlam zwakker wordt naarmate het peil van de olie daalt. Galenus meende dat het verdampen van de lichaamssappen leidt tot zowel koude als ouderdom en verbood dan ook alles wat dehydrateert, zowel seksuele activiteiten als aderlaten. Hij adviseerde beweging, warm eten, rode wijn, warme baden en stimulerende massages. Descartes, die lichaam en geest scheidde, meende dat in het hart een onzichtbaar vuur brandend werd gehouden door het bloed. Ook in zijn tijd, de zeventiende eeuw, werd de ‘sunamietische’ methode nog heel geschikt geacht tegen de kwaal der ouderdom.2 Vandaag de dag daarentegen zetten oude mensen de verwarming hoog en wachten ze op de thuiszorg die warm eten brengt. (Zie: Gelijkheid, Ouderdom)1 Koningen 1:4. Zij is Voltaire op z’n oude dag ook opgevallen. Hij noemt haar in zijn Filosofisch Woordenboek. Ik vermoed echter dat hij Abisag niet in de Bijbel heeft gevonden, maar in de Dictionnaire historique et critique van Pierre Bayle die aan de hand van het leven van David liet zien dat Bijbelse helden dikwijls dingen deden die niet deugden.
2 Nicole Benoit-Lapierre, Guérir de vieillesse (1983).