openmaken
In deze betekenis in 1907 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. Köster Henke vermeldt wippen in 1906 in De Boeventaal in de betekenis ‘bemachtigen’ en geeft als voorbeeldzin: ‘Hij wipte een vinkie’ (‘hij bemachtigde een portemonnee’).
• ‘Vooruit!,’ zei de kerel, die met z’n kaarsje bijlichtte, ‘we laten ’m heel en wippe ’m thuis wel!’ ¶ Jan Feith, Op het dievenpad (1907), p. 29
• Als hij moest figeleeren of iets voor haar wippen, hij deed het voor een schimmetje [kleinigheid]. ¶ Is. Querido, Manus Peet (1922), p. 148