Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

vlakte

betekenis & definitie

buurt, straat, buiten; het werkterrein van misdadigers

In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke, met als betekenissen ‘de straat; buiten’. In 1964 definieerde het Woordenboek der Nederlandsche Taal het als ‘werkterrein van misdadigers en andere onsociale elementen’. Vaste verbindingen waren jongen(s) van de vlakte en niese(s) van de vlakte. Het in dit boek zo vaak aangehaalde zakwoordenboekje van Köster Henke heeft als ondertitel ‘Zakwoordenboekje van het Bargoensch, of De taal van de jongens van de vlakte’. Als voorbeeldzin geeft Köster Henke onder meer: ‘Jongens, deize, daar is prinsemarij op de vlakte’ (‘jongens, stil, er is politie in de buurt’).

In 1948 schreef Piet Bakker, in Jeugd in de Pijp (pp. 82-83):

Plotseling werd het geheimzinnig om Fietje. De vrouwen fluisterden over haar en hielden daarmee op, als er kinderen in de buurt kwamen. En toen we eens met haar broertje op de stoep zaten, vroeg een van ons zonder omwegen: ‘Zeg Fransie, ze zeggen, dat jouw zussie er eentje van de vlakte is. Is dat waar?’
‘Mot je d’r wat van?’ vroeg Fransje.
Sedertdien keek ik Fietje met gansch andere oogen aan. Dat was dus eentje van de vlakte, eentje, die zich ‘blankette’. Wat de ‘vlakte’ was, wist ik op geen voeten en vamen na.

• Ik heb ’n tijd gehad, maande lang, in de winter dan, wel te verstaan, dat ik et daglicht niet gezien heb: ’s nachts op de vlakte en de korte dage doorslape tot ’n uur of vier, en dan was et weer donker. ¶ Job Steynen, In en om de nachtkroeg (1905), p. 108
• Je wil met de mannen van ’t vak [inbrekers] kennis make, heeft me uw vriend strakkies verteld. Dat lever ik je met plezier, want ik ben om-en-nabij de zestig en ik ben van jongs-af op de Amsterdamsche vlakte geweest. ¶ Jan Feith, Het verhaal van den dief (1909), p. 56
• De Bikker zou hij niet meer zien: niet op straat, niet thuis, niet in een spieze, niet bij de meiden: De Bikker was van de vlakte! ¶ Benno Stokvis, De rooie (1929), pp. 93-94
• Op een morgen werden wij in de recherchekamer verrast door de komst van Zwarte Marie, de concubine van Epie Zepie. Al jaren kenden wij haar als dame van de ‘vlakte’. ¶ K. Groen, Dode getuigen (1952), p. 95