Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 20-02-2019

Talkie kids phone

betekenis & definitie

In augustus 1997 bezaten 1,3 miljoen Nederlanders een mobiele telefoon. In september 1999 waren dat er 5,8 miljoen. Eind 1999 kwamen er volgens sommigen dagelijks 25.000 mobiele bellers bij. De aanbieders van mobiele telefonie hadden verwacht dat de markt snel zou groeien, maar de stijging in 1999 overtrof ook hun stoutste verwachtingen. Inmiddels heeft een op de drie Nederlanders een mobiele telefoon.

De doorbraak van de mobiele telefoon heeft allerlei gevolgen gehad, ook taalkundige. Zo zijn de conventies van het telefoongesprek — regels die decennialang opgeld deden — grondig herzien. Omdat niemand straks meer weet hoe het ging toen iedereen nog een draadtelefoon had, is het wellicht nuttig om dit nader toe te lichten. Er was namelijk ooit een tijd dat het gebruikelijk was om op te nemen met je voor- en achternaam. ‘U spreekt met Jan de Vries’, ‘met Jan de Vries’ of kortweg: ‘Jan de Vries’. Er waren ook mensen die alleen ‘met Jan’ zeiden, of zelfs simpelweg ‘hallo’, maar dat werd algemeen als tamelijk onbeleefd ervaren.

De nieuwe regels liggen nog niet vast en het is de vraag of dat ooit het geval zal zijn. Duidelijk is dat de openingszetten ingrijpend zijn veranderd. Degene die opneemt identificeert zich anders en degene die opbelt vraagt vaak als eerste ‘waar ben je?’ In oktober 1998 schreef NRC Handelsblad over een en ander: ‘Heel opvallend is dat mensen met een mobiele telefoon zelden opnemen met hun voor- en achternaam. Dat heeft een goede reden. We doen nou wel of het de normaalste zaak van de wereld is om in de rij bij de bakker, in de trein of de bus, of in de wachtkamer bij de tandarts te bellen of opgebeld te worden, maar de meeste mobiele-telefoon-bezitters voelen toch nog een lichte gêne. Zeker is dat de omstanders het vaak een ergerlijke, verstorende en bespottelijke vertoning vinden. Als je dan opneemt met je voor- en achternaam, is meteen duidelijk wie die bespottelijke vertoning verzorgt. Je staat met naam en toenaam te kijk. Dus dan maar liever “met Jan” of simpelweg “hallo”. Er is nog een andere reden waarom mobiele bellers anders opnemen. Hoewel er wel echtparen zijn die een zaktelefoon delen, zijn de meeste toch het eigendom van één persoon. De zaktelefoon wordt beschouwd als een hoogstpersoonlijk apparaat, een ding dat zich het best thuisvoelt in jouw hand, kontzak of koffertje. Degene die opbelt weet dat of hoort het te weten. Opnemen met “hallo” kan dus volstaan. Wie zou het anders kunnen zijn? Hoe het ook zij, het aantal hallo-zeggers neemt explosief toe. Net als het aantal mensen dat alleen nog maar met een voornaam opneemt. Wat nu nog door velen als onbeleefd wordt ervaren, is binnen een paar jaar de normaalste zaak van de wereld. Het is zelfs mogelijk dat het opnemen met voor- en achternaam straks wordt gezien als iets achterlijks.’

Natuurlijk heeft de opkomst van de mobiele telefonie ook tot allerlei nieuwe woorden geleid. Niet alleen voor nieuwe diensten, maar ook voor het apparaat zelf. De oudste aanduiding voor de mobiele telefoon is waarschijnlijk zaktelefoon. Het debuut van dat woord is vastgelegd in een ANP-bericht van 24 januari 1990, dat inmiddels, met de kennis die we nu hebben, zo aandoenlijk is geworden, dat het de moeite loont het grotendeels aan te halen:

PTT Telecom gaat midden 1990 een technisch-commerciële proef doen met een ‘zaktelefoon’: een draadloze telefoon die qua omvang en gewicht gemakkelijk in een borst- of jaszak past. [...] De proef met wat officieel een ‘multifunctioneel koordloos telefoonsysteem’ heet, beperkt zich in eerste instantie tot toepassing binnen de kantoren van PTT Telecom in Den Haag. De nieuwe telefoon kan echter vanaf 1991 ook buiten het kantoor gebruikt worden. De proef duurt tot eind 1991. Een woordvoerder van PTT Telecom verwacht dat het bedrijf in de loop van 1992 de telefoonhoorn met druktoetsen commercieel gaat exploiteren. Met de zaktelefoon kunnen in de toekomst gesprekken worden gevoerd via verschillende (bestaande) telecommunicatiesystemen: de autotelefoon, de telefoon thuis en bedrijfstelecommunicatiecentrales. In alle gevallen kan de zaktelefoon ook gebeld worden.
Voorlichter F. Lenderink van PTT Telecom zegt dat met het nieuwe telefoonsysteem een ‘nieuwe digitale ontwikkeling’ ingeluid wordt. In Hongkong is al een soortgelijk apparaat op de markt, maar de techniek van de zaktelefoon is veel verfijnder en kent veel meer toepassingen. De verwachting is dat de draadloze telefoon in het begin vooral in het bedrijfsleven gebruikt wordt. Of binnen tien jaar iedere Nederlander met een telefoon in zijn jaszak zal rondlopen durft Lenderink niet te voorspellen. Daarvoor is volgens hem nog te weinig bekend over de ontwikkelings- en afzetmogelijkheden van het nieuwe produkt en de prijs ervan. Fabrikanten kunnen nu aan de slag om de nieuwe telefoon te maken, waarna PTT Telecom een keuze maakt uit de beschikbare moddellen. Overigens verwacht Lenderink dat zijn bedrijf zich niet als enige op deze markt zal storten. ‘We hebben het alleenrecht in Nederland als het gaat om de infrastructuur, maar niet bij de verkoop van apparatuur’.

Ook de benaming GSM is al oud. Ooit stond dit alleen voor Gelderse Streekvervoer Maatschappij, maar sinds januari 1991 betekent het tevens ‘Global System for Mobile Communications’ — wat nu overigens bijna niemand meer weet. Net zoals iedereen is vergeten dat GSM aanvankelijk alleen betrekking had op een digitaal Europees netwerk voor autotelefoons (je betaalde daar indertijd honderd gulden ‘entreegeld’ voor, het abonnment kostte 85 gulden per maand, een gesprek 90 cent per minuut).

In 1993 had de benaming GSM-telefoon dus nog betrekking op een autotelefoon, maar een paar jaar later was dat anders. Er was toen een wildgroei aan namen voor mobiele telefoons ontstaan. ‘We moeten duidelijk afspreken hoe we het kindje gaan noemen’, schreef Arno Kantelberg op 22 augustus 1997 in HP/de Tijd, ‘want op dit moment doen te veel verschillende benamingen de ronde: personal phone, pocket-phone, zaktelefoon, mobiele telefoon, mobile, mobieltje, draagbare telefoon, portable, GSM’tje, handheld, cellular phone. We zijn in Nederland, dus alle Engelse namen vallen af. Duitsers denken daar overigens anders over, die hebben het over ein Handy. “GSM’tje” valt ook af omdat die benaming toestellen uitsluit die op het andere, analoge net (NMT) zijn aangesloten; “zaktelefoon” is een iets te optimistische benaming omdat de meeste toestellen, zeker in combinatie met een kloeke accu, eenvoudigweg te zwaar zijn om in de zak van een colbert te worden gedragen [...]; “mobieltje” doet te veel denken aan kinderspeelgoed; “draagbare telefoon” lijkt te veel op draadloze telefoon (die tot enkele meters buitenshuis kan worden gebruikt), dus houden we het op mobiele telefoon.’

De strijd is nog onbeslist, hoewel sommige van de bovengenoemde benamingen inmiddels zijn verdwenen. Veel gebruikt worden GSM-tje, mobieltje (staat al in de Grote Van Dale), mobi en nulzesje (beide uit 1997) en mobilo (sinds 1998). Het jaar 1999 bracht wat dit betreft geen nieuwe benamingen voor de mobiele telefoon, maar wel verschillende nieuwe samenstellingen, zoals GSM-kankerschildje (een schildje dat de mobiele beller tegen GSM-straling zou moeten beschermen), mobi-markt en mobi-hausse. Nieuw was ook de Talkie kids phone, een kinder-GSM die in juni 1999 door KPN op de markt werd gebracht. Het gaat om een vrolijk toestel dat speciaal is bedoeld voor negen- tot twaalfjarigen. Desgewenst kunnen ouders de telefoon zelf instellen, zodat een kind slechts een beperkt aantal nummers kan bellen. De toestellen waren alleen in Amsterdam en Den Bosch te koop. ‘Het is niet meer dan een veldproef’, verklaarde een woordvoerder van KPN. ‘We doen niet aan marketing, we maken geen reclame. We hebben die kindertelefoons gewoon in de winkel gelegd om te kijken hoe de klant reageert.’

Met het op de markt brengen van een kindertelefoon — een woord dat in deze betekenis niet eerder is gesignaleerd — wil KPN ook de jongste generatie mobiele bellers naar zich toe trekken. Het is overigens de vraag of daar een speciaal toestel voor nodig is. ‘Wie het wil zien, ziet enkel telefonerende pubers op straat en in de tram’, schreef de Volkskrant in juni 1999. De Talkie kids phone was toen nog nauwelijks verkrijgbaar.

Vergelijk belboom, citytarief, wappen en zendkraan.