Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

smoezen

betekenis & definitie

praten

Omstreeks 1800 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, samengesteld uit de processtukken van de zogenoemde Brabantse Bende, in de betekenis ‘praten’. Vervolgens omstreeks 1860 aangetroffen voor ‘verhalen, vertellen, praten’. De Beer en Laurillard karakteriseerden smoezen in 1899 in hun Woordenschat als soldatentaal voor ‘flikflooien’, naast smoessen als Bargoens voor ‘praten’. Köster Henke geeft in 1906 in De Boeventaal onder meer als voorbeeldzin: ‘Ik moet er op kunnen vertrouwen, dat je met niemand smoest.’ Als min of meer vaste verbindingen noemt hij: gedekt smoezen voor ‘zacht praten’ en louw smoezen voor ‘niets zeggen’. Ook aangetroffen als schmoozen, sjmoezen en smoussen. Via het Jiddisch ontleend aan het Hebreeuwse sjemoea (‘gerucht, overlevering’).

We komen smoezen in allerlei afleidingen tegen, zoals afsmoezen (‘stoppen met praten’), besmoezen (‘bepraten’), omsmoezen (‘ompraten’), enzovoort.

• Donkere meiden zitten aan de tafeltjes te smoezen met weinig vertrouwen wekkende kerels. ¶ A.M. de Jong, Amsterdam bij nacht (1921), p. 61
• Hele avonden staan ze samen te smoezen, vlak bij de deur, of als ’t regent in ’n portiekje. Tussen 9 en 10 uur komt ze dan weer binnen. ¶ H. Dijkhuis, Vijftig dagen in een Jordaans kosthuis (1939), p. 29
• ‘Jao, jullie hebbe lekker smoeze’, zegt Jopie, maar toch lacht hij alweer. ¶ J.J. Frinsel, Zo’n jongen uit de Jordaan (1960), p. 68