Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

potkachel

betekenis & definitie

iemand met een donkere huidskleur

In deze betekenis in 1922 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Van Bolhuis geeft als definitie ‘donker uitziend vrouwtje’. Potkachels waren zwart van kleur of zwart geblakerd, vandaar.

• En zij loenschten en bedelden zoo hebzuchtig, en zij gluurden allemaal zoo valsch-wantrouwig en huichelachtig, dat hij zelfs niet eens meer met één van die lokmeiden, die gele en die bruine barkjes, die potkacheltjes een teteretêtje [tête-à-tête] begeerde. ¶ Is. Querido, Manus Peet (1922), p. 184. De schrijver verklaart de betekenis (‘donker vrouwtje’) in een voetnoot.
• Het was een mooi, blond vrouwtje, klein, met een kinderlijk-blank en rond gezichtje. Ze had drie half-zwarte kindertjes bij den nikker. ‘Héé Koosje!’, lachte Karel, ‘leg je potkachel al in de koffer?’ De meiden gierden om nikker’s scheldnaam, en Koos gierde mee. ¶ Is. Querido, Mooie Karel (1925), p.153