Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 20-02-2019

niksisme

betekenis & definitie

‘Het moderne geloof in Nederland’, schreef moleculair geneticus Ronald Plasterk op 31 december 1999 in de Volkskrant, ‘is het “ietsisme”, dat kortweg kan worden samengevat als het idee dat het toch sneu zou zijn als er helemaal niets was. Het is een beetje een ratjetoe van wensen die de vader van de gedachte zijn, aangemaakt met cultureel relativisme dat voorschrijft dat het geloof van andersdenkenden óók geaccepteerd moet worden.’

Plasterk, directeur van het Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie in Utrecht, muntte hier een woord dat in de jaren daarna nog zo vaak in discussies over godsdienst werd gebruikt, dat NRC Handelsblad in 2003 schreef: ‘Ietsisme [is] een woord dat zijn leven als grapje is begonnen maar [dat] nu op allerlei plaatsen bedenkelijk serieuze airs begint aan te nemen.’

Naar het voorbeeld van ietsisme vormde de Amsterdamse uitgever en publicist H.J. Schoo in 2003 het woord niksisme. Ook dat gebeurde in de Volkskrant. Op 9 augustus schreef Schoo:

Werd mij als kind die geloofsvraag gesteld, dan antwoordde ik altijd: ‘Wij zijn niks.’ Daar was de nodige voorbereiding aan vooraf gegaan. ‘Als ze vragen wat wij zijn, wat zeggen we dan?’ ‘Dan zeg je gewoon: niks, helemaal niks, wij hebben geen geloof. Sommige mensen geloven, andere geloven niet. Wij geloven niet.’ Wij geloofden niet in God, de Bijbel, heiligen en wonderen. [...]
Het niksisme, zo mogen we dit gestaalde ongeloof toch wel noemen, was een strenge leer. Geen strohalmen, uitvluchten, smoesjes, twijfel of vertwijfeling, maar glasharde illusieloosheid. Een bestaan zonder godsgeloof, leven na de dood, santenkraam. De taal was ernaar. Een lijk heette geen ‘stoffelijk overschot’ of ‘ontzield lichaam’, maar gewoon een lijk. Het niksisme was van een bijna troostgevende onverbiddelijkheid.

Schoo gebruikte in dit stuk ook het woord niksist. Het gaat hier in feite om synoniemen voor atheïst en atheïsme. Op internet dook de uitgebreide variant het-is-allemaal-niksisme op, en in Trouw had Willem Breedveld het schertsend over ietsiepietsist.