Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 20-02-2019

minimawinkel

betekenis & definitie

In november 1999 kondigde de gemeente Heerlen aan te gaan onderzoeken of er in die plaats een zogenoemde minimawinkel moest komen. Het gaat om een winkel die inwoners met een gering inkomen goedkoop levensmiddelen aanbiedt waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum nog net niet is verstreken. Gedacht werd aan leveranties door onder anderen bakkers en slagers.

Niet geheel onverwacht bracht dit bericht nogal wat beroering teweeg. Tegenstanders spraken spottend van een armenwinkel, een woord dat in 1998 opdook in een bericht dat Sint-Petersburg speciale volkswinkels had geopend voor de allerarmsten.

Het initiatief voor de minimawinkel kwam van de PvdA-fractie in Heerlen en is afgekeken van een kerkgenootschap in het naburige Duitse Aken. Daar werd begin 1999 een levensmiddelenwinkel voor de minima geopend. De winkel ontvangt van winkeliers producten die, als ze in de minimawinkel niet worden verkocht, na één dag worden vernietigd. De klanten hebben toegang met een minimapas, een woord dat wij sinds 1996 kennen.

Een PvdA-Kamerlid keerde zich tegen de plannen van Heerlen (kop ‘PvdA kraakt minimawinkel’), maar premier Kok dacht hier anders over (kop ‘Kok: Minima-winkel is prima zaak’). Dit laatste bericht leidde weer tot een boze brief in het Algemeen Dagblad: ‘Kennelijk heeft Kok de band met de gewone mensen nu helemaal verloren, als hij die ooit echt gehad heeft. Een minimawinkel klinkt in eerste instantie erg mooi. Minima kunnen goedkoop nog prima levensmiddelen aanschaffen en er worden veel minder nog goede levensmiddelen weggegooid. Maar dan. Je mag in die winkels pas kopen als vaststaat dat je van een minimuminkomen moet zien rond te komen. Dat is voor heel veel mensen buitengewoon stigmatiserend.’

Vergelijk weggeefwinkel.