Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

koperslager

betekenis & definitie

politieagent

Omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht. Naar het koperen stadswapen dat de Amsterdamse politieagenten tussen 1846 en 1861 op hun hoed droegen. Het Geïllustreerd Politie nieuws schreef hierover op 17 oktober 1874:

In 1846 was het, dat de regeering van Amsterdam er toe overging haar eigen politie een eigen uniform te geven. Van veel smaak gaf die keus waarlijk geen bewijs; zoo burgerlijk mogelijk, was hun voornaamste kenteeken een groote koperen plaat met het Amsterdamsche wapen op den hoed, eene onderscheiding, waaraan ze al spoedig den bijnaam van ‘koperslagers’ hadden te danken. Of het aan die ongelukkige uniform te wijten was, of dat inderdaad de nieuwe titularissen grootendeels voortkwamen, zooals men zeide, uit de rijen van het overtollige dienstpersoneel der regeerders en hunne vrienden, die toen nog hun eigen kiezers waren, is moeielijk uit te maken, maar zeker is het, dat de Amsterdamsche politie-agenten nooit een treuriger figuur hebben gemaakt dan in het tijdvak, dat met 1846 begon, om met 1861 te eindigen.

Ook blikhoed, glimmend gassie (‘glimmende pet’), koperstuk en koperlap zijn aangetroffen in de betekenis ‘politieagent’.

• Wat ’n goeden vaderlijken diender; hij draagt een hoogen hoed, met een koperen stadswapen er voor, een lange kuitendekker en een sabel die kiekeboe speelt uit zijn jas… maar zoo heel goedig is hij toch ook niet, want hij rost een paar straatbengels ongenadig af, omdat zij hem ‘koperslager’ en ‘blikhoed’ schelden en zich onhebbelijk aanstellen voor de koffiehuizen in de Kalverstraat.
• ¶ Justus van Maurik, Uit het leven (1899), p. 428

blikhoed