dubbeltje
In 1731 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, achter in het boek Cartouche, of de Gestrafte Booswicht, in de vorm hondtje. Het woord zal zijn ontstaan door associatie met beissie (ook beestje) of joekeltje, woorden die in het Bargoens eveneens werden gebruikt voor ‘dubbeltje’.
• ‘Daar koop je ’n groote neut voor vijf spie... en voor ’n hondje hè je ’n heel maatje.’ ¶ M.J. Brusse, Landlooperij (1906), p. 267