Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

gappen

betekenis & definitie

stelen, pakken

In 1858 voor het eerst opgetekend, in het levensverhaal dat ‘een ontslagen gevangene’ vertelde aan mr. C.J.N. Nieuwenhuis. Er is hier sprake van gegabte moos voor ‘gestolen geld’. Vervolgens opgenomen in een lijstje met ‘Bargoens en dieventaal’ in het Geïllustreerd Politie nieuws van 1874, in de vorm gegapte en met als betekenis ‘gestolen’. In de decennia daarna vinden we het als gabben en gappen. Via het Jiddische chapn afgeleid van het Poolse chapac, dat ‘pakken, snappen, grijpen’ betekent. Een vaste verbinding lijkt te zijn geweest: niet gesnapt, eerlijk gegapt.

Vergelijk begappen.

• Mijn grootvader zaliger heit me dikkels verteld, dat ie van z’n vader had gehoord, die ’m gekeune heit, dat Sjakoo zoo gezeid een edelaardig mensch was, die alleen van de rijkdom gapte. ¶ Justus van Maurik, Toen ik nog jong was (1901), p. 74
• Me moeder stuurde me om vet en azijn -- ik zal ’t nooit vergete -- en toe gapte ik bij de slager ’n vette kluit van ’t bord af. ¶ M.J. Brusse, Snok en Sam (1911, tekst uit 1903), p. 30
• ‘En brutaal kwam ik elke dag langs de weg, en ik gapte wat ik te gappen kreeg, en als er ergens ’n agent of ’n rechercheur te zien was, dan liep ik d’r geen stap voor om.’ ¶ Jan Feith, Het verhaal van den dief (1909), p. 73