Bijna jaarlijks verzint er wel iemand een nieuwe samenstelling met -democratie, maar de meeste verdwijnen weer als sneeuw voor de zon. Dat lijkt niet het geval met dramademocratie, een woord dat is gevormd door Mark Elchardus, socioloog aan de Vrije Universiteit Brussel. Elchardus gebruikte het als titel van een boek waarin hij betoogt dat de media zich voornamelijk op onderwerpen storten waarvan zij weten dat ze de burgers emotioneel raken. Zo dwingen zij politici en publieke personen, eveneens via de media, stelling te nemen of in actie te komen. Die doen dat graag, omdat ze nu eenmaal aandacht willen trekken voor hun standpunten. Kortom, de media hebben ‘de politiek laten verworden tot een drama, een stuk theater. Ze hebben “babbelende regeringen” geschapen, waarin ministers worden afgerekend op de manier waarop ze communiceren in plaats van op hun beleid’, aldus Elchardus.
In december 2002 dook dramademocratie voor het eerst op in de kranten. ‘Eén voorspelling’, schreef De Standaard toen. ‘In de media zal de vlot in de mond liggende term “dramademocratie” de komende maanden zijn ingang vinden.’
De krant kreeg gelijk, en hoewel dramademocratie aanvankelijk alleen werd gebruikt in verband met Elchardus, kwam het woord in 2003 ook tientallen keren voor zonder dat de Vlaamse socioloog werd genoemd <ndash> een belangrijk signaal dat het ingeburgerd raakt. Eén voorbeeld hiervan, uit de Volkskrant van 7 juni 2003: ‘Het is een nieuwe ontwikkeling in de dramademocratie. Als er schuld is, is het in de eerste plaats de schuld van de politicus.’
Vergelijk flipperkastdemocratie