Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 20-02-2019

boxenstelsel

betekenis & definitie

Nieuwe wetgeving levert vaak nieuwe woorden op. Zo leidde een herziening van het belastingstelsel in 1892 tot de woorden inkomstenbelasting en vermogensbelasting. Bedrijfsbelasting bestaat sinds 1893 en rijwielbelasting sinds 1897. Noem mij uw belastingen en ik zeg u in welk land u woont.

Eind 1999 presenteerde staatssecretaris Vermeend van Financiën plannen om het belastingstelsel in 2001 ingrijpend te herzien. Dit leverde zeker één nieuw woord op, boxenstelsel, dat op 15 september voor het eerst in de kranten opdook. ‘Het kabinet’, schreef het Algemeen Dagblad op die dag, ‘introduceert een boxenstelsel; in box 1 belastbaar inkomen uit werk en woning tegen een oplopend tarief van 32 tot 52 procent, in box 2 belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (vast tarief 30 procent) en in box 3 belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (vast tarief 30 procent). Als het inkomen in een box negatief is kan dat niet worden verrekend met een positief inkomen uit een andere box.’

Toen Vermeend twee weken later achter een pc plaatsnam om via internet vragen te beantwoorden over zijn plannen, schreef NRC Handelsblad, onder de kop ‘Vermeend opent vierde box: babbelbox’:

Enkele serieuze vragenstellers werden afgewisseld door een leger van ‘grappenmakers’ die onder schuilnamen als Gerrit Zalm (minister van Financiën, red.), Peter R. de Vries (misdaadverslaggever op televisie, red.) en ‘anonymous’ de staatssecretaris aan het lachen kregen. ‘Geachte staatssecretaris’, vroeg een chatter, ‘heeft u het boxenstelsel ontworpen omdat u een hokjesdenker bent?’

Boxenstelsel is zonder twijfel een blijvertje. Ton den Boon, hoofdredacteur van Van Dale, voorzag het woord al van een definitie: ‘Belastingstelsel waarin de verschillende inkomsten worden belast tegen verschillende tarieven in een aantal (tarief)boxen.’

Vergelijk Oom Dagobert-regeling.