Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

bikwammes

betekenis & definitie

groot exemplaar, kanjer

In 1938 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst, in de vorm biekwammes. In 1949 in de volkstaal van Katwijk aan Zee opgetekend in de vorm bikwanner. Door Endt en Frerichs in hun Bargoens woordenboek in 1974 als volgt verklaard: ‘Bik is stellig wel Engels big, groot, plus wammes (van wambuis), als in luiwammes.’ Dit is echter een vergissing, want zonder twijfel gaat het hier om een verhaspeling van (a) big one, zoals ook G.S. Overdiep al in 1949 voorstelde.

• Ome Aai wist van het nijlpaard, in de rivier de Nijl, zó’n biekwammes van een beest, dat met een amper vegie van z’n snoet boven water, blieken en steenkroesies in z’n bek liet zwemmen! ¶ Willem van Iependaal, Adam in ongenade (1938), pp. 120-121