(warm) eten
In 1731 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, achter in het boek Cartouche, of de Gestrafte Booswicht. Het komt hierin voor in de vorm bikkement, met als omschrijving ‘eetbaar waaren, spysen’. In dezelfde lijst staat het verwante bekkementeeren voor ‘maaltyd’ (bedoeld zal zijn: een maaltijd eten). Ook aangetroffen als blikkement (1890). Köster Henke vermeldt het in 1906 in De Boeventaal in de vormen bikken-cement (‘warm eten’) en bikkesment (‘eten, warm eten’). Als voorbeeldzin geeft hij: ‘Zeg nou niet, dat jij alleen voor ’t bikkesment zorgt.’
• ‘Nie nao de rommel kaake meister. Me hebbe net het bikkessement op en waor gegeite wordt... U weit d’r alles fan. ¶ Nono, Amsterdammers (1929), p. 39. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
• ‘Kom’, zei het baardige oudje, ‘ik ga maar weer verder, want ik eet vandaag bij een van mijn kinderen en als je zo pal op het eten komt, is het net of het alleen om het bikkesement te doen is.’ ¶ Henri van Leeuwen, Zwerver in Parijs (1952), p. 137
• Z’n maag deed pijn van de honger. Hij moest eerst eens wat bikkesement zien te krijgen, dan kon Flippie rustig over de situatie nadenken. ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 100. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
