Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

bik

betekenis & definitie

eten, voedsel

In 1886 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, samengesteld door Is. Teirlinck, in de verbinding fijne bik. In 1924 werd in Nijmegen linke bik gehoord voor ‘slecht eten’ en in 1931 schofel bik met dezelfde betekenis. Het werkwoord bikken voor ‘eten’ werd al in de 14de eeuw opgetekend en komt van bicken of becken in de betekenis ‘met de snavel pikken’.

• De opvatting in het algemeen over de arbeid is: ‘Je werkt niet voor je plezier, maar voor de bik.’ Een mens moet eten. ¶ H. Dijkhuis, Vijftig dagen in een Jordaans kosthuis (1939), p. 27
• Moeder gebogen voor het vaaskacheltje, met het zweet op haar hoofd, de bik aan het stampen in de ijzeren hengselpot. ¶ G.P. Smis, Het nieuwe spionnetje (1955), p. 47. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.