bang; voorzichtig
In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis, in de betekenissen ‘armelijk, sjofel’. In literaire bronnen echter alleen aangetroffen voor ‘bang’ en ‘voorzichtig’.
• Dan vraagt hij: wat blieft u, jonge heer? Dan heel benagis: of u even op de Westerstraat wil komen; nummer zes in het huis. ¶ G.P. Smis, Het nieuwe spionnetje (1955), p. 40. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
• Vader meteen op een benagische manier aan het sussen: ‘Kom jongens, laten we geen heibel maken. We zullen nog een pikketanissie nemen, op de eeuwige vrede.’ ¶ G.P. Smis, Het nieuwe spionnetje (1955), p. 29.
• Je zat daar dan maar te wachten en stiekem in het rond te #spinsen of je nog bekenden van andere zalen zag. Je gaf dan een benages knipoogje en je sprak doofstomme taal. ¶ Haring Arie, Een leven aan de Amsterdamse zelfkant (1968), p. 138