Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

bekattering

betekenis & definitie

uitbrander, berisping; beschuldiging; bekeuring; vonnis

In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke geeft als betekenissen ‘uitbrander’, ‘berisping’, ‘bekeuring’, ‘beschuldiging’ en ‘ruzie’. Als vormvariant vermeldt hij mekattering. In de geraadpleegde primaire bronnen vooral gebruikt voor ‘beschuldiging’. Zie verder bij bekatteren.

• ‘Ik heb geen pik op je, Kees; maar ’n dofgajes [rechercheur] kan zich toch ook vergissen met ’n bekattering.’ ¶ Jan Feith, Op het dievenpad (1907) p. 99. De schrijver verklaart de betekenis (‘beschuldiging’) in een woordenlijst.
• Waaide die bekattering ook naar Corry over, dan zou hij haar wel doen beseffen hoe onwaar dat praatje rondgezongen werd. ¶ Is. Querido, Van Nes en Zeedijk (1915), p. 109. De schrijver verklaart de betekenis (‘beschuldiging’) in een voetnoot.
• ‘Mot u mijn vertellen’, zei de Buffel verachtelijk. ‘Ik vier dit jaar nog m’n vijf-en-twintigste kraak en nog geen één bekattering.’ ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 201. De schrijver verklaart de betekenis (‘vonnis’) in een woordenlijst.