Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

bankje

betekenis & definitie

bankbiljet

In deze betekenis in 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Ook aangetroffen als bankie.

• En toen dee’ ie ’n bankie van honderd in ’n enveloppie. ¶ M.J. Brusse, Landlooperij (1906), p. 158
• ‘Och, Heuvels, zou je me niet nog ’s ’n weekie an ’n bankie van vijf en twintig kenne helpe.’ ¶ S. Abramsz., Levende beelden (1909), p. 154
• De poenig-onberispelijke violist slentert lui rond […]. In minder dan een half uur krijgt hij tweemaal een blauw bankje toegestopt van een poenigen Duitscher. ¶ A.M. de Jong, Amsterdam bij nacht (1921), p. 8