moe, afgesloofd, afgetobd
In deze betekenis in 1906 voor het eerst aangetroffen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke, in de vorm afgelajen. Köster Henke geeft als voorbeeldzin: ‘Me niese is afgelajen’ (‘mijn meid kan niet meer’).
• Hij voelde zich te moe, te afgeladen om gelijk al met een oud vriend druk te konverzeeren. ¶ G. van Hulzen, Liefdes tusschenspel (1910), p. 226