Een advocaatje is een borrel van brandewijn met eieren, suiker en geraspte nootmuskaat. 'Men zet het spitse mondje aan een fyn likeurtje, een gesuikerd brandewijntje, een advocaatje', schreven Wolff en Deken in 1789. Over de herkomst van deze borrelnaam bestaat onenigheid.
Het WNT schreef in 1867 dat het een verkorting was van een glaasje advocatenborrel. 'Zoo genoemd als een goed smeersel voor de keel, en dus bijzonder dienstig geacht voor een advocaat, die in 't openbaar het woord moet voeren', aldus het Woordenboek. In 1925 legde de Vlaamse etymoloog Jozef Ver- coullie een verband met het Deense abekat 'borrel' (eigenlijk 'apenkat'). In het supplement op het WNT, dat in 1956 verscheen, wordt dit echter 'zeer onwaarschijnlijk' genoemd. Men voelde toen meer voor een connectie met advocaten wijn 'brandewijn met suiker en nootmuskaat', die al in 1655 werd genuttigd.
In 1989 zocht het etymologisch woordenboek van Van Dale het weer in een heel andere hoek. Het zou geloofwaardiger zijn, schreef dit woordenboek, een verband te leggen met het Franse avocat en het Spaanse aguacate 'avocado'. 'De vrucht levert een smeuïge, boterachtig gele substantie, waarvan men een dikke drank kan maken, zoals de in Indonesië in glazen geserveerde adpokat.'
Zeker is dat het Nederlandse advocaat aan het begin van deze eeuw in het Engels is overgenomen, als advocaat.