Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

vrijen

betekenis & definitie

Hedendaags eufemisme voor neuken, copuleren*. Uit vindplaatsen in het WNT blijkt dat dit werkwoord al in vroeger eeuwen de betekenis had van ‘geslachtsgemeenschap hebben’. In ‘Gedichten’ (ca. 1650) van J. Westerbaen komt bijvoorbeeld de volgende ondubbelzinnige regel voor: ‘Leda ... smeeckte Jupiter, van wien sy was gevreen.’ Zwaan Jupiter had met Leda al verscheidene kinderen verwekt. Dat doe je uiteraard niet met alleen maar ‘knuffelen en zoenen’, een betekenis die ‘vrijen’ vooral in de preutse negentiende eeuw had. In ‘Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands’ van P.G.J. van Sterkenburg (2de druk, 1977), wordt bij ‘vrijen’ onder meer de betekenis ‘beslapen’ gegeven.

Het is echter absoluut niet zeker of deze betekenis zich ononderbroken tot het eind van de twintigste eeuw heeft gehandhaafd. In negentiende-eeuwse woordenboeken komt ‘vrijen’ in die zin niet voor, terwijl termen zoals ‘bekennen’ en ‘beslapen’ dat wel doen. Uit preutsheid zal het woord dus niet zijn weggelaten.

In de negentiende en een flink deel van de twintigste eeuw betekende ‘vrijen’ gewoon minnekozen, iemand het hof maken. Mogelijk is de betekenis ‘geslachtsgemeenschap hebben’ na de zeventiende eeuw in onbruik geraakt, en in de twintigste eeuw, wellicht pas na de Tweede Wereldoorlog, opnieuw opgekomen. In de jaren zeventig kon je in de dikke Van Dale bij ‘vrijen’ als eerste betekenis nog lezen: ‘tot een huwelijk aanzoeken’. Als tweede betekenis werd ‘minnekozen’ vermeld en dan pas: ‘in versterkte opvatting als eufemisme voor coire, copuleren: hoe vrijen de stekelvarkentjes? heel voorzichtig.’ ‘Uit vrijen gaan’ betekende destijds gewoon een vrouw gaan zoeken. Je kon ook ‘vrijen naar een meisje’, naar haar hand dingen. Het woord had toen geenszins een seksuele bijklank. Neuken was aanvankelijk ook een eufemisme. De oorspronkelijke betekenis was immers ‘stoten’. De vraag is of het nog lang zal duren vooraleer ook vrijen als plat zal worden beschouwd. In het Engelse taalgebied heeft de uitdrukking ‘to make love’ dezelfde evolutie gekend. De Amerikaanse auteur F. Scott Fitzgerald gebruikte ze nog in de zin van ‘(iemand) het hof maken’. Die betekenis gaat overigens terug tot de zestiende eeuw. Shakespeare, Jane Austen en andere bekende auteurs gingen Fitzgerald vooraf. De seksuele connotaties in deze uitdrukking doken pas op rond 1940. Wellicht is het Engelse ‘to make love’ een vertaling van het Franse ‘faire l’amour’ of het Italiaanse ‘far l’amore’. Ook in het Nederlands is ‘de liefde* bedrijven’ een courante uitdrukking. Zie ook nog: paren*; veilig* vrijen.

Net heb ik beleefd meegeglimlacht om het verhaal over bespottelijke Corrie die nog te preuts was om de verteller een zoen te geven tijdens een feest waarop iedereen met elkaar vrijde...

Renate Rubinstein: Met verschuldigde hoogachting. 1966

Jezus, wat kunnen die Franse niezes toch jofel vrijen.

Haring Arie: Tweede boek. 1969

Vandaag behandelen wij een gruwelijk probleem, dat vrijwel iedereen kent, maar waarover zelden wordt geschreven: wat moet je doen als je heerlijk ligt te vrijen en de telefoon gaat?

NRC Handelsblad, 08/10/81

Wat ben ik een opsteker voor mijn minnaar. En wat gezellig voor hem dat ik wel zestien keer per dag wil vrijen.

Renate Dorrestein: Heden ik. 1993

Voor mij is vrijen een intieme beleving tussen twee mensen die echt van elkaar houden. Daar ga je toch niet zomaar mee rondklooien?

HP/ De Tijd, 19/02/99