Iets (stiekem) regelen, bewerkstelligen op een niet helemaal eerlijke manier. Het woord werd in deze betekenis voor het eerst vermeld door Endt (1974) en Reinsma (1975). Bij de marine heeft ‘ritselen’ de betekenis van ‘onopvallend streven naar promotie of op een onopvallende wijze zijn voordeel doen met iets’. Soldaten in het voormalige Nederlands-Indië gebruikten ritselen in de betekenis van ‘zich bevinden’ (hij ritselt in Bandoeng).
Een ‘ritselkist’ is een soldatenterm voor een kist waarin clandestiene voorraden worden bewaard. Sedert de jaren tachtig is het werkwoord ‘ritselen’ algemeen ingeburgerd geraakt. In het politieke wereldje wordt er tegenwoordig veel ‘geritseld in de rand’. Zie ook organiseren*.
Je ritselde maar zo’n beetje, het noodlot zorgde wel voor de rest.
Piet Bakker: De slag. 1951
Dit is toch een vak waar je alleen wat bereikt als je goed weet te ritselen?
Rinus Ferdinandusse: Naakt over de schutting. 1966
Valt er nog wat te ritselen ?
Ben Borgart: Blauwe nachten. 1978
Ik kende een gozer in de haven die veel voor me ritselde.
Het Parool, 21-03-92
Hij werd bouwondernemer en ritselde en dagdroomde er nog steeds vrolijk op los.
HP/De Tijd, 17-03-2000