Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

ontlasting

betekenis & definitie

Stoelgang*; uitwerpselen (van de mens). Van het werkwoord ‘ontlasten’: zich van een last ontdoen. Vroeger kon men zijn gemoed of zijn boezem ontlasten, maar die betekenissen zijn thans verouderd. Tegenwoordig heeft het woord enkel nog betrekking tot de vaste afvalstoffen die de mens op natuurlijke wijze uit het lichaam verwijdert.

Artsen hebben het vaak over ‘vaste ontlasting’. Lange tijd heerste er een taboe op alles wat via de darmen anaal uitgescheiden wordt. Uitwerpselen worden daarom ook wel met het Latijnse woord ‘excrementen’ aangeduid. Dat klinkt immers minder vies.

Bij het vertrek roept ze ons nog na dat elke dag een schijf ananas een zegen voor de ontlasting is. Renate Dorrestein: Heden ik. 1993

André, zo leest John voor, zorgde met hart en ziel voor zijn patiënten. Voor mevrouw Sloos-Fischer bijvoorbeeld. Ook al was zij ‘volledig incontinent van urine en ontlasting’, nog verschoonde André getrouw haar luiers. Zelfs gaf hij haar van tijd tot tijd ‘een onderbeurtje’.

De Groene Amsterdammer, 02-04-97

Volgens de agenten smeerde ze ontlasting op de vloer om het werk van de ruimers onmogelijk te maken.

Elsevier, 20-11-99