Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

meenemen

betekenis & definitie

(1) stelen. De daad wordt haast gebanaliseerd. Vgl. lenen*.

Bij een inbraak in het TU-pand aan de Oude Delft dat nu door het IHE gebruikt wordt, hebben dieven deze week een achttiende-eeuwse tafel ter waarde van 10 000 gulden meegenomen.

Delta, 29-05-97

De Shimano-mountainbike die hij een jaar geleden ‘meenam’ omdat hij niet op slot was, werd na nog geen half jaar opnieuw gepikt.

De Morgen, 10-03-2001

(2) in de zinswending ‘God heeft hem meegenomen’: hij is gestorven. Kijk ook onder halen*.

Onlangs reed Pluisje na ’n avondje stappen ook nog zijn auto in de prak. Een dag later zei hij tegen de pers: ‘Er is een God die me beschermt. Als hij me gisteren had meegenomen, was dat oké geweest, want hij heeft me al goed bedeeld in dit leven.’

Nieuwe Revu, 27-09-2000