Doodgaan, sterven. Eigenlijk een uitbreiding van: weggaan; de gaten uit zijn; ontsnappen, een betekenis die we o.a. terugvinden bij Teirlinck en Cornelissen & Vervliet. Tegenwoordig wordt de uitdrukking niet meer zo verbloemend ervaren.
Tante moest de pijp uit, althans op het randje liggen.
Willem van lependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1931
Want als jij nou de pijp uit wilt, dan neem je toch een eindje touw en je hangt je op?
Simon Carmiggelt: Ze doen maar. 1976
‘Sukarno is dood.’
‘Die had dertig jaar eerder de pijp uit moeten gaan,’ hoor ik meneer Hoekstra blèren.
Jan Wolkers: De kus. 1977
Rapaille zoals u zou zijn hart moeten verkopen, maar zonder hart gaat u de pijp uit.
Elsevier, 20-11-99