Drugsdealer. Letterlijk betekent het: snoepverkoper. Candy werd vroeger in het Amerikaans-Engelse slang gebruikt voor cocaïne, later ook voor LSD-klontjes en daarna voor drugs in het algemeen.
De Amsterdamse candyman verscheen haast dagelijks tegen het eind van de middag in een café aan het Leidseplein.
de Volkskrant, 30-04-88