Definities van Etymologicum 1573 in de Ensie K
- Knarsen, knarselen, knersen
- knarsinghe, knarselinghe
- Knaspen, knorspen
- Knasschen
- Knauwen, knouwen
- knauwerken. j. knoterken
- knauwsel
- knecht
- knecht wijse
- knecht-schap
- Knecht, dienaer
- knecht, heeren-knecht, stad-knecht
- knecht, knechtken
- knecht, lands-knecht, krijghs-man
- knecht, slaue
- knechtken, manneken
- knechtkens huys
- Kneden
- Kneppel
- Knerren
- Knersen. j. knarsen
- Kneuel
- kneuel baerd
- kneuel knouel
- kneuel-band
- kneuel-banden, kneuelen
- kneuel-smout. j. lap-smout
- kneuel-spriet, swijn-spriet
- kneuel-stock. j. kneuel-spriet
- kneuel-stocksken. j. kneuel
- kneuel, kneuel-band
- kneuelen
- kneueler
- kneueler, dief-leyder
- Kneuteren. j. knoteren
- knibbelachtigh
- Knibbelen
- Knick
- knicke-bollen
- knicken
- Knie
- knie-bede knie-ghe-bed
- knie-bol. j. knie-schijue
- knie-booghe, knie-buyghe, haessene, nepe
- knie-dichte
- knie-lap
- knie-schijue
- Knielen
- Knijf
- Knijpe, knippe
- knijpen
- Knijper
- Knijperken, knoterken
- Knip
- knip-busse
- knip-mes
- knip-scheerken
- knip-scherer
- knip-slagh
- knip-waege, vssel
- knippe, klippe
- knippe, oft knippene van vlas
- knippen
- knippen, snippen
- knipper
- knipsel der naghelen
- Knirsen. j. knersen
- Knisschen
- Knobbel
- knobbelachtigh
- knobbelken van den halm oft stele
- Knocht
- knochten
- Knodde
- knodde. j. knokel
- knodden
- Knodse, knudse
- knodsen, knudsen
- knodsinghe
- Knoef
- knoef-loock
- knoef, kloet
- Knoeffel, knoeffel-been
- Knoeft
- Knoke, knake
- knoke, knok-been. j. enckel
- knoke, weer
- knokel
- knokelachtigh
- knokelen
- knokels van den rug-graet
- knoken-hauwer, knaken-houwer
- Knol
- knol raepe
- knol-land. j. raep-land
- knol, knolle
- Knolle
- knollen
- Knoop
- knoop loock
