Definities van Etymologicum 1573 in de Ensie W
- winckel tanden
- winckel-haeck
- winckel-houder
- winckel-knecht
- winckel-maete
- wincken, wencken
- Wind
- wind as-boom
- wind boom, draey-boom, kapestand
- wind eye
- wind gheuen. j. locht gheuen
- wind hond. j. wind
- wind-aessem
- wind-as-boghe, wind-boghe
- wind-as-gat
- wind-as-voet
- wind-as, wind-asse
- wind-bal
- wind-boom, laecken-boom
- wind-boom, wind-as-boom, windel stanghe
- wind-brauwe, wimp-brauwe
- wind-brauwe. j. wimp-brauwe
- wind-busse
- wind-drooghe
- wind-drooghen haerinck
- wind-gat
- wind-haerinck. j. ver-waeyden haerinck
- wind-hals. j. draey-hals
- wind-licht
- wind-loos. j. wind-stil
- wind-maend
- wind-meulen
- wind-naghel, windel-naghel
- wind-pijpe
- wind-reghen. j. stof-reghen
- wind-stil. j. kalm
- wind-stilte
- wind-storm
- wind-stormigh
- wind-vanck
- wind-vanck van de orghelen
- wind-vlaeghe
- wind-voghel, winter-voghel
- wind-weruel, weruel-wind
- wind-worm, wind-worp
- wind, wind-hondt, haes-wind
- windachtigh
- winde
- winde wrange
- winde-boom. j. windel-boom
- winde-kardeel
- winde-naghel
- winde-seel
- winde-stanghel, windel stangh
- winde, katerol
- Winde, Wende
- windel-band
- windel-boom. j. wendel-boom
- windel-graed. j. wendel-graet
- windel-maend
- windel-stange. j. wind-boom
- windel-steegher
- windel-stock. j. garen-winde, haspel
- windel, wendel, windel-doeck
- windel. j. poleye
- windelen
- winden
- winden op een klouwen
- Winden-land
- winden. j. veschen
- winder. j. wender
- windigh
- Windisch
- Windisch, Wendisch
- Windogast
- winds-bruyd
- windsel
- windsel. j. kinds-doecken
- windtelen. j. wendtelen
- winne
- Winne, win, land-winner
- winnelick
- winnen
- winnen de herten van t’volck
- winnen de stad
- winnen den kost
- winnen den kost met spinnen ende weuen
- winnen den prijs
- winnen t’ghe-dinghe
- winnen, kinderen winnen
- winnen, land winnen
- winnen, ver-dienen
- winnen. j. ver-winnen
- winnende gheld
- winnende land
- winnende leden
- winner
- winninghe
- Winock
- Winocks-berghe