Definities van Etymologicum 1573 in de Ensie V
- Vinden
- vinden ende wijsen het oordeel
- vinder
- vindinghe, vond
- Vingher
- vingher naest den duym
- vingher rinck
- vingher-dickte
- vingher-hoed
- vingher-ledt
- vingher-lenghde
- vingher-naghel
- vingher-spel spelen. j. koekoek heerken
- Vingheren
- vingherlinck, vingherlijn. j. vingher-rinck
- vingherlinck. j. vingher-hoed
- vinne
- vinne etens
- vinne hacht
- Vinne, bloed-vinne
- vinne, vimme van den visch
- vinne. j. vinnigheyd
- Vinnen
- vinnigh
- vinnigh tot wraecke
- vinnigh, vreck
- vinnigheyd
- vinnigheyd der verckenen
- Vint
- Vioole
- Vioole, fioole
- Vioole. j. violette
- vioolet, vioolet-bruyn
- Vioolette, vioole
- Vioolier, vioolierken
- Vioolonsse
- Vipperer
- Virginael, pinet
- Viridomar, Vridomar
- Virst. j. frist
- virsten, firsten, fristen
- Visch
- visch-anghel
- visch-been
- visch-been. j. zee-schuym
- visch-boeyer
- visch-boot
- visch-dagh
- visch-dijck
- visch-gaeren
- visch-gracht
- visch-graet
- visch-haeck, anghel
- visch-houder, houder
- visch-kaecken
- visch-karre
- visch-kooper
- visch-korf
- visch-korf. j. russe
- visch-kouwen
- visch-krauwel. j. elgher
- visch-lijm, mond-lijm, steur-maghe
- visch-mengher, zee-visch-mengher
- visch-merckt
- visch-net
- visch-ooren
- visch-put
- visch-rijck
- visch-roede. j. anghel-roede
- visch-schip
- visch-schubbe
- visch-schulpe
- visch-schuytken
- visch-sop
- visch-spaen, schuym-spaen
- visch-vanck
- visch-vederen
- visch-ver-kooper
- visch-vinnen
- visch-wijer
- vischen
- vischer
- vischerije
- Vise menschen
- vise vase
- Visenomye, visomije
- Visibel
- visier-gat
- visier-roede
- visier, helm-visier
- visieren
- visieringhe
- visierlick
- Vision
- Visitéren
- Visomar
- visomije. j. visenomije
- visouwe
- Visse, fisse, vitsche
- Vissel
