Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

troef

betekenis & definitie

troef - in de verb. troef in, troef uit, gebezigd ter plastische aanduiding van de ritmiek bij de geslachtsdaad (vgl. voor meer erotische termen uit het kaartspel o.a. bellebruiden, roemsteek, volte spelen). Wyl zy 194 op ’t dons Liep met haar minnaars vinken: En troef in, troef uyt, Op haar zachte luyt, Liet vrouw Venus snaaren klinken, WEYERMAN, Den Vrolyke Tuchtheer 146 [1730].

In de verb. troef hebben, geil zijn. Mijn man isser ien ... jris enjix; dat weet ick hij de proef, En schicket noch te nacht te weten, heit hij troef, HUYGENS, Tr. Corn. (ed. EYMAEL) 17 [1653].

Ook: troeven, geil zijn en troever, geile, hete man (zie Ts. 27, 226).