strijken - coïre. De metafoor kan zowel berusten op de betekenis strijken ‘persen’ (vgl. stijven) als op ‘vioolspelen’ (vgl. strijkstok, vedel(en)).
Nanne Dirk onze Buur zal haar twee reisen ter weeke stryken, den Goede weeke niet, Koddige Opschriften 4, 118 [1698-1700].