pop - liefje (vrouw die men als een pop koestert), vervolgens ook: lichtekooi (vgl.poes, poet, meisje t.d.).
Een lammen dove poppe, Een out verompelt vel Ende die haer speten oppe (= zich opdirken, H.) Om eenen jonghen ghesel, Antw. Liedb. (ed. VON FALLERSLEBEN) LIV [1544].
't Volk denkt dat gij (Achilles) treurt; maar gij speelt op de harp, en vermaakt u met een pop op schoot, VALENTIJN. Ovid. i. 11 [1678].