oester - vr. geslachtsorgaan; het naamgevingsmotief berust vnl. op de vorm (vgl. mossel). Zie nog een citaat onder nijpen.
Uw oester is ook goed, waarna ik watertant, En heb tot opdien staag, een stijf mes in mijn hand, Het vermakelijk A, B, C. 4 [± 1785].De Oestertjes die voor het mes gapen, 336 Onderscheidene Drink-Conditiën 8 [± 1830].