Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

natuur

betekenis & definitie

natuur - 1°. (Vrouwelijk) geslachtsorgaan. MeVrouw, sal u gelieven te weten dat op dien tijden de vrouwen soo groot van natuyr niet waren, als huydensdaegs, Den Kluchtigen Bancket-Kramer 170 [1657].

2°. Seksuele drift. Want (zij) gantselijck haer werck daer af maken (t.w. van de mannen tot zich te trekken, V.); ende om die natuyre daer toe te stercken, ende de vierighe begheerten te meer te verwecken, eeten oock meest dese Bettele, v. linschoten, Itiner. 48b [1596],
3°. Sperma, zaad; blijkens endt thans weinig gebruikelijk. Die liqueur wordt genoemd zaad, natuur, Eros' L. 165 f 18e e.].

Vandaar: zijn natuur afmaken, masturberen. (Aant. GEZELLE). en: naturen, sexueel opgewonden raken. Des nagts te zamen op het bed leggende, begon Moer te naturen, De Geest v. Jan Tamboer 90 [1656]. en: natureren, neuken (kil [1599]).