Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

licht

betekenis & definitie

licht - 1°. Gemakkelijk bewegend; in verb. als licht van 106 aars en licht van rok, gezegd van lichtzinnige, wulpse vrouwen.

Soete Meysjes ligt van naers, Siet men daer met hopen, ... Over de Mark (t.w. de Amst. Botermarkt) hopen, DH VOS, Kleyn Jans Konkelpotje 88 [1714].Gut wat zijn de Steese dieren Oock te wonder light van rock, Quartier d. Amst. Mane-Schijn A 3 v° [1639].

Vandaar: lichtgat, hoer. Datse soo garen hopen by de licht-gaten, De Geest van Broer Cornelis 79 [1686].

en: lichtgehield, lichtzinnig (vgl. kort (ge)hield). By de ligtgehielde veldduyven, WEYERMAN, Den Vrolyke Tuchtheer 261 [1730].

en: lichtekooi, hoer. Met kooi ‘achterste’ (vgl. draaibil, klikkebil, klikkooi). Sijn wijf (is) wat van een lossen aerdOock is 't een lichte koy, en set hem hoorens op. WESTERBAEN, Ged. 1, 549 [± 1650].

2°. Lichtzinnig, ontuchtig; eig. ‘onvast, veranderlijk’. In de verb. vrouw van de lichte munt wordt met deze bet. gespeeld. (De boer tot de boerin:) Waerom ginght ghy doen als de lichte vrouwen, In de taveerne ons geit en goet verdrincken bly?, Vier excell. kl. (ed. MAK) 89 [1613].

Stap dan in het bordeel bij dag. voorzie je van een lichte miss, VAN ALTENA 163 [1967].

De Vroukens die van lichter munte zijn, Veelderh. Gen. Dichten 148 [1600].

Hierbij: lichtomdijne, van (zijn), ontuchtig (zijn).

In scherts gevormd onder invloed van refreinen van luchtige liedjes (vgl. TNTL 16, p. 289). De Cardinael Carpegna heeft al de Pastoren van Romen belast, hem op te geven wat, welke, en hoe veel Donnas van Lichtomdijne in hun Kerspels (= gemeenten, V.) woonen, tl. DOEDYNS, Haegse Mercur. 15 Nov. 1698, I.

en: lichtschuit, lichtzinnig iem. Zie schuit. Mochtse van hem raken by andre licht-schuyten,... dan sou '1 ummer wesen slimmer dan slim, VAN MOERKERKEN 133 [1628].