Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

kaas

betekenis & definitie

kaas - in de verb, de kaas van de jood is op, gezegd van iem. die door ouderdom of uitspattingen impotent is (vgl. uitverkocht zijn), (HANSIE, Nachtboek v. e. Kinderjuffr. 173 [eind 19e e.]) en; de kater aan de kaas laten komen, iem. laten ‘snoepen’, sexueel laten genieten.

By aldien gy my in den Biegt iets verzwegen mogt hebben, en dat gy den gragen Kater op het minste (= ook maar in ’t allerminst) aan de Kaas hebt koome laaten, Aardige Snaakse Vertell. 2, 76 [1717].Hierbij: kaasjager, meisjesgek; eig. ‘rondrijdend kaasventer’. De lootgieter S.: die in zijne buurt als de Opperste van de kaasjagers staat aangetekend en ook als zoodanig geen kip met vreden laat, Manuscript van een Zeeman 4 [± 1845].