hij - eufemisme voor het mann. lid. Vgl. een ander eufemisme als b.v. het.
Hij bult al, Aant. GEZELLE [vóór 1890].Alleen wanneer je er geen zin in hebt, zitten ze je aldoor aan de kop te zeuren. Ze willen eigenlijk niet dat je er van geniet. Nog niets, nog niets; word dan stijf, secreet. Ik zweer dat ik ’em er afbijt, L. 71 [1967].