flikken - een vrouw ‘beslapen’. Waarschijnlijk ontleend aan hd. flicken, mog. is ook de ontwikkeling uit de bet. ‘slaan’ die flikken in ’t oosten van Ned. heeft (vgl. dan ook neuken, bonzen).
Tedia en flickt Cluvia, noch Flora Catulla niet. Maar Hippo vleydt sich als een Wijf onder Jongelingen, VALENTIJN, JUven. 16 [1682].Hierbij: flik, mannelijk lid. Vgl. fik en frik.