Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

boel

betekenis & definitie

boel - minnaar, geliefde; aanvankelijk de vertrouwelijke naam voor een broer, later voor een geliefde. Hebdy u boel verloren, Wat schaden hebdy daer van? Ick seyt u van te voren: Een ander had ie ver toren. daer u seer luttel an, Al kiest ghi een ander man, Antw.

Liedb. 1 [1544].Hierbij: boelen, boeleren, vrijen, in ontucht, in overspel leven; boelage, dartele, meestal ‘onkuise’ minnarij; boeier, vrijer, minnaar; boelerij, ontucht, omgang met bijzit; boelgeld, boete op ontucht; boeldrank, minnedrank; boelziek, minziek, geil; boelzucht, geilheid: boelering, vrijage, ontucht, overspel; boelschap, liefste, geliefde, vrijer, minnaar