behojje - vrouwelijk geslachtsdeel; wrsch. uit hebr. behata ‘schaamte’ (zie beem en endt).
Hierbij: behojjebikker, souteneur (De Boeventaal 8 en endt); eig.: ‘iem. die eet, leeft van wat de behojje opbrengt. (Vgl. miesgasseren bikker).
Gepubliceerd op 17-03-2020
betekenis & definitie
behojje - vrouwelijk geslachtsdeel; wrsch. uit hebr. behata ‘schaamte’ (zie beem en endt).
Hierbij: behojjebikker, souteneur (De Boeventaal 8 en endt); eig.: ‘iem. die eet, leeft van wat de behojje opbrengt. (Vgl. miesgasseren bikker).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: