aanhouden - ’n ongeoorloofde sexuele relatie hebben; nog in het Zuiden (tuerl.; rutten; corn.-VERL., dek). Die jonghe Dochters en laten sy oock niet ongeschendt, rnaer die moeten alderwegens aenhouden.
Hist. v. Christoffel Wagenaar 129 [1597].Hierbij; aanhouder(-ster), bijzit, concubine; nog in het Zuiden (tuerl.; rutten; corn.-verl.; dek).