Ensie 1947

Redactie H.A. Enno van Gelder, Jakob Pieter Kruijt, Jan van den Brink, Johan Valkhoff (1947)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Rechterlijke organisatie

betekenis & definitie

Evenzeer als een goede procesorde is een goede organisatie van de rechterlijke macht van belang om de in het materiële recht toegekende bevoegdheden te kunnen verwezenlijken. De Grondwet eist codificatie ook van de inrichting van de rechterlijke macht.

Deze is voornamelijk geregeld in de Wet op de Zamenstelling der Regterlijke Macht en het Beleid der Justitie (wet R.O. 1827, ingevoerd 1838).De organen van de gewone rechterlijke macht in Nederland verdeelt men in de staande magistratuur en de zittende magistratuur. De eerste wordt gevormd door de vertegenwoordigers van het staatsgezag: de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, de Procureurs-Generaal bij de Gerechtshoven, de Officieren van Justitie bij de Arrondissementsrechtbanken en de Ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij de Kantongerechten. Zij staan in hiërarchisch verband onder de Minister van Justitie en vervullen meer een rol in het strafproces (strafvervolging, strafvordering en uitvoering van strafvonnissen) dan in het burgerlijk proces. De zittende magistraten spreken recht ‘in naam des Konings’, met welke formule de Grondwet de eenheid der rechterlijke macht voor het gehele rijk (gecentraliseerde rechtspraak en niet rechtspraak door bijzondere personen of lichamen) wil uitdrukken.

Om de onafhankelijkheid tegenover de uitvoerende macht in de staat te bevorderen bepaalt de Grondwet, dat de salariëring van de rechterlijke macht bij de wet geschiedt, terwijl tevens de zittende magistraten, die met rechtspraak belast zijn, benevens de Procureurs-Generaal bij de Hoge Raad (H.R.), die eventueel geroepen kan worden om de Minister van Justitie te vervolgen, voor hun leven aangesteld zijn. Ze kunnen slechts in bepaalde gevallen door een uitspraak van de H.R. afgezet of ontslagen worden. Er is een leeftijdsgrens van 70 jaar. De leden van de H.R. worden door de koning benoemd uit een bindende voordracht van drie personen, welke van de Tweede Kamer uitgaat. Conventie is dat no. 1 benoemd wordt.

Ned. kent niet, als verschillende andere landen, de jury (lekenrechtspraak in strafzaken). Ook geen aparte handelsrechtbanken. Sinds 1922 laat de Grondwet toe, dat leken aan de burgerlijke rechtspraak mede deelnemen (lekenrechtspraak). Dit is het geval in pachtzaken met de Pachtkamer, bestaande uit de kantonrechter als voorzitter en twee niet tot de rechterlijke macht behorende deskundigen op pachtgebied, en de Centrale Pachtkamer bij het Gerechtshof te Arnhem voor hoger beroep. Ook de kantonrechter-plaatsvervanger behoeft geen rechtsgeleerde te zijn.

Volgens de wet R.O. zijn er vier soorten rechters, die zowel in burgerlijke als in strafzaken recht spreken: de Kantonrechter, de Arrondissementsrechtbank, het Gerechtshof en de Hoge Raad der Nederlanden, met als rechtsgebied resp. het kanton, het arrondissement, het ressort en het gehele land. Bij de eerste twee spreekt men van rechters, bij de laatste twee van raadsheren. De vijf gerechtshoven (’s-Hertogenbosch, Arnhem, ’s-Gravenhage, Amsterdam en Leeuwarden) zijn vrijwel uitsluitend colleges voor hoger beroep. De voornaamste taak van de R., die te ’s-Gravenhage zetelt, is de cassatie van arresten en vonnissen, welke in hoogste ressort in het rijk in Europa gewezen zijn. Ook is de H.R. met de cassatierechtspraak in strafzaken van arresten der Hoven te Paramaribo en Willemstad belast. Behalve cassatierechtspraak heeft de H.R. enkele andere taken, o.a. de berechting van hoge functionarissen (leden van de StatenGeneraal, ministers, G.G. van Nederlands-Indië, Gouverneurs van Suriname en Cura^ao, leden van de Raad van State en Commissarissen der Koningin) wegens ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen {forum privilegiatum), enige administratieve rechtspraak (o.a. over bezwaren tegen de kiezerslijsten en over de vraag of iemand Nederlander is in verband met de uitlevering en de uitzetting van vreemdelingen uit het land), optreden als Prijzenhof (belast met rechtspraak i.z. het prijsrecht: inbeslagneming en verbeurdverklaring van vijandig of onzijdig particulier eigendom in de zeeoorlog), verlenen van brieven van meerderjarigheid op twintigjarige leeftijd enz.

De H.R. heeft drie kamers: een burgerlijke, een strafen een belastingkamer. In België heet de hoogste rechter ‘Hof van Verbreking van België’.

De absolute competentie betreft de vraag, welke soort rechter bevoegd is. Deze volstrekte bevoegdheid is geregeld in de wet R.O. en is van openbare orde, d.w.z. de rechter moet haar ambtshalve toepassen. De rechter beoordeelt zelf zijn eigen bevoegdheid volgens de wettelijke regels. De relatieve competentie betreft de vraag, welk exemplaar van de bepaalde soort rechter bevoegd is; hier gaat het om het rechtsgebied, d.w.z. het gebied waarover de bevoegdheid van een rechter of een rechterlijk college zich uitstrekt. Ze is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en in het Wetboek van Strafvordering. De Grondwet bepaalt, dat niemand tegen zijn wil kan worden afgetrokken van de rechter die de wet hem toekent (ius de non evocando). Alleen in geval van oorlog kan hiervan worden afgeweken.

De rechtspraak geschiedt in het algemeen collegiaal. Het aantal alleensprekende rechters neemt echter toe (alleenrechtspraak). Behalve de Kantonrechter (de laagste rechter voor eenvoudige burgerlijke zaken en voor de berechting van overtredingen benevens het misdrijf van stroperij) kwamen in 1929 de Kinderrechter (in burgerlijke kinderzaken en eenvoudige kinderstrafzaken), de Politierechter (voor strafzaken van eenvoudige aard, waarin geen hogere gevangenisstraf dan zes maanden wordt opgelegd), de enkelvoudige kamers voor eenvoudige burgerlijke zaken (sinds 1943 bij alle Arrondissementsrechtbanken) en de Rolrechter (rechter belast met behandeling der z.g. rolzaken, waarbij partijen worden vertegenwoordigd door hun procureurs). De kinderrechter is een gespecialiseerd lid van de rechtbank. De toekomst zal waarschijnlijk nog meer gespecialiseerde rechters te zien geven. Veelvuldig vindt toepassing het kort geding (référé), waarbij de president van de Arrondissementsrechtbank in spoedeisende burgerlijke zaken een onmiddellijke voorziening treft. (Zie: E. M. Meijers, ‘Het kort geding’, 1947).

Bijzondere colleges voor strafrechtspraak zijn de militaire rechtscolleges, welke nodig zijn met het oog op de andere verhoudingen bij de zee- en landmacht dan in de burgermaatschappij. De bijzondere rechterlijke macht bij de krijgsmacht bestaat uit de Krijgsraden voor de landmacht, de krijgsraad voor de zeemacht, de zeekrijgsraad te Soerabaja, het Hoog Militair Gerechtshof te ’s-Gravenhage en het Hoog Militair Gerechtshof te Batavia.

Er bestaat een aantal tuchtcolleges: Medisch Tuchtcollege, Raden van Toezicht en Discipline der Orde van Advocaten enz. Een van deze organen van tuchtrechtspraak is ook de Raad voor de Scheepvaart, zetelend te Amsterdam, die tuchtrecht over schippers, stuurlieden, machinisten en radiotelegrafisten uitoefent en ook hun geschiktheid beoordeelt en onderzoek doet naar de oorzaken van scheepsrampen. Een analoog college is de Raad voor de Luchtvaart te ’s-Gravenhage. Tijdens de tweede wereldoorlog is de tuchtrechtspraak zeer uitgebreid in verband met de organisatie van het bedrijfsleven en de voedselvoorziening.

De organisatie van de administratieve rechtspraak (de administratief-rechterlijke macht) wordt hieronder bij bestuursrecht behandeld.

In het buitenland oefenen de consulaire ambtenaren en consulaire rechtbanken consulaire rechtsmacht over Nederlandse onderdanen in burgerlijke en strafzaken uit.

J. VALKHOFF