Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Verloskunde

betekenis & definitie

De veterinaire verloskunde omvat meer dan de naam verloskunde der dieren in de beperkte betekenis van het woord aanduidt. Immers dan zou het slechts zijn de kennis der verlossing, de kennis van de partus (geboorte), de tocologie, de geboortekunde, en men is gewoon er onder te verstaan niet alleen de kennis der geboorte van het jonge dier of de jonge dieren, maar ook de kennis van al hetgeen daarmee of daarna er mede in verband staat, zowel op het gebied der anatomie, als op dat der fysiologie, pathologie en therapie.

In verband hiermede bestaat de verloskunde in de meeruitgebreide betekenis uit drie gedeelten, een anatomisch, een fysiologisch en een pathologisch-therapeutisch.

De ziekten van het geslachtsapparaat der vrouwelijke dieren behoren tot de z.g. veterinaire gynaecologie.

Wanneer men de verschillende onderdelen der veterinaire verloskunde bespreekt, moet men rekening houden niet alleen met de grote huisdieren, het paard en het rund, maar ook met de kleine herkauwers (schaap en geit) en de vleeseters (hond en kat).

Tot het anatomisch gedeelte behoort de anatomie van het bekken en van de vrouwelijke geslachtsorganen, beide voorzover zij van belang zijn voor de verloskunde of de gynaecologie.

Tot de vrouwelijke geslachtsorganen rekent men die lichaamsdelen, welke rechtstreeks betrokken zijn bij de vorming, de ontwikkelingen de geboorte der jonge dieren.

Ze bestaan uit de beide ovarii (eierstokken), waarin de eitjes gevormd worden en zich zover ontwikkelen, dat ze rijp zijn om bevrucht te worden, de eileiders, de tubae Fallopii, waarin de eitjes gewoonlijk bevrucht worden en waardoor ze verder gevoerd worden naar de baarmoeder of uterus, waarin het bevruchte ei zich ontwikkelt tot de vrucht. Wanneer deze volkomen ontwikkeld is en de tijd der geboorte is aangebroken, kan hij uit de baarmoeder door de schede (vagina) en de uitwendige geslachtsopening (vulva) gedreven, m.a.w. geboren worden.

De anatomie van het bekkenkanaal of de bekkenholte is voor de verloskunde van belang, omdat het de ruimte is, waarin het gedeelte der vrouwelijke geslachtsorganen is gelegen, dat de eigenlijke geboorte weg vormt, die het jonge dier bij de geboorte moet passeren.

Het fysiologisch gedeelte bestaat uit 3 delen, nl. de bevruchting, de normale graviditeit (drachtigheid) en de normale geboorte. Bij de bevruchting vindt een ontmoeting en samensmelting plaats van het eitje met de manlijke zaadcel. De laatste behoort tot het zaad, dat bij de dekking in het vrouwelijke geslachtsapparaat gebracht wordt.

Tegenwoordig wordt het zaad, dat door het manlijk dier in een kunstmatige schede is gedeponeerd, ook wel langs instrumentele weg in het vrouwelijk geslachtsorgaan gebracht. Dit is de kunstmatige inseminatie (K. I.). Hieraan zijn verschillende voordelen verbonden.

De normale graviditeit doet ons kennis maken met de veranderingen, welke gedurende de drachtigheid in de uterus plaats vinden. Zij betreffen de grootte, de vorm, de ligging, de bouw van de uterus en worden tezamen de evolutio uteri genoemd. Bij de normale graviditeit maken we kennis met de adnexa van de vrucht, de vruchtvliezen, de navelstreng en het navelblaasje.

De ligging van de vrucht is evenmin als de duur der graviditeit bij al onze huisdieren hetzelfde. De gemiddelde graviditeitsduur van de ezel bedraagt 12 maanden, van het paard 11 maanden, van de koe 40 weken, van het schaap 150 dagen, van de geit 135 dagen, van het varken 112-120 dagen, van de hond 63 dagen, van de kat ruim 8 weken.

De fokkers twijfelen heel vaak of een dier, dat gedekt is, wel drachtig is, daarom wordt dikwijls een onderzoek op graviditeit verlangd. Voor het verrichten van dit onderzoek staan verschillende wegen open. Er kan al naar gelang der omstandigheden een uitwendig, inwendig, biochemisch,hormonaal of fysisch (röntgenologisch) onderzoek ingesteld worden.

De vruchtbaarheid der dieren is zeer verschillend. Bij het paard is in de regel één vrucht aanwezig, tweelingdrachtigheid komt zelden voor (2°/00); bij het rund in 1 à 2% der gevallen. Bij de kleine herkauwers worden vooral bij oudere dieren vaak 2 of 3 vruchten geboren. Bij het varken wisselt het aantal biggen sterk, meestal varieert het van 7-11. Ook bij honden is het aantal wisselend (2 tot 7, soms meer). Bij katten vindt men vaak 3-5 jongen.

Bij alle dieren komen gevallen voor van z.g. schijndracht. Hieronder verstaat men de optredende melksecretie bij geslachtsrijpe, vrouwelijke dieren, die niet drachtig zijn.

Ten slotte de normale geboorte. Wanneer de vrucht haar volkomen ontwikkeling heeft bereikt, wordt ze uitgedreven, dit is de geboorte of de partus. partus is een fysiologische gebeurtenis, welke zonder enig nadelig gevolg kan verlopen, zowel wat de moeder als het jonge dier betreft. Daar echter bij de partus grote veranderingen in het organisme plaats vinden, is dit daardoor gepraedisponeerd tot verschillende storingen en ziekten. Het is daarom nodig zoveel mogelijk al de schadelijke invloeden te weren en dit kan alleen, wanneer men een goed inzicht heeft in de veranderingen en werkingen, welke bij de partus plaats hebben. Het is daarom voor de dierenarts van groot belang, al zal zijn leiding bij een normale partus slechts zelden gevraagd worden, dat hij nauwkeurig op de hoogte is van de gebeurtenissen, die bij de normale geboorte plaats vinden.

Waarom op een bepaald ogenblik de partus begint, is nog steeds niet geheel bekend. Hoogstwaarschijnlijk spelen hormonale invloeden een grote rol. Er is kracht voor nodig om de vrucht naar buiten te drijven, hoofdzakelijk wordt deze geleverd door het moederdier in de vorm van contracties van de baarmoeder spieren (weeën, dolores) en ook door de buikspieren. Er treden tegen de tijd, dat de geboorte plaats zal vinden, veranderingen op, welke het mogelijk maken, dat de vrucht de geboorteweg kan passeren en dat het moederdier in staat is het jong te voeden. Het optreden van deze veranderingen (prodromi), welke tezamen het voorbereidend stadium vormen, is grotendeels uitwendig zichtbaar en maakt de eigenaar van het dier er op attent, dat de geboorte spoedig te verwachten is. Hij zal dan maatregelen treffen om de uitwendige omstandigheden voor de geboorte zo gunstig mogelijk te doen zijn en alles in gereedheid brengen om het moederdier bij de partus te helpen en het jonge dier te verzorgen. In aansluiting hierop volgt het openingsstadium, waarin de baarmoederhals ontsluit om het jong te doen passeren, terwijl tevens de rotatie en strekking van de vrucht plaats vinden.

Bij de geboorte zijn de ledematen steeds gestrekt en de rotatie zorgt er voor, dat de rug van de vrucht gekeerd wordt naar de rug van het moederdier. De allantoisblaas dringt door tot in de schede en komt tenslotte soms naar buiten. In of buiten de schede scheurt ze en de allantoisvloeistof vloeit af. Hierop volgt het uitdrijvingsstadium, waarna de vrucht, omgeven door het amnion vlies, in de geboorteweg gedreven wordt en langzamerhand naar buiten komt. Bij de grote huisdieren is het soms nodig, dat de uitdrijvende kracht van het moederdier ondersteund wordt door trekkracht, welke van buiten uit aan de vrucht wordt uitgeoefend. De duur van de geboorte wisselt bij de verschillende dieren.

Zodra de vrucht of vruchten zijn uitgedreven, vangt het puerperium aan. Hiertoe behoort in de eerste plaats de involutio uteri, welke beoogt de uterus te doen terugkeren tot de toestand van vóór de graviditeit. De vruchtvliezen (secundinae) worden na korte of langere tijd uitgedreven, daarna treden regressieve veranderingen in de uteruswand op, welke bij de verschillende dieren dagen, soms weken duren.

Ook moet het pathologisch-therapeutisch gedeelte van de verloskunde nog besproken worden. Hiertoe behoren in de eerste plaats de afwijkingen t.o.v. de Steriliteit bevruchting, de z.g. steriliteit. Wanneer een dier na een dekking bevrucht wordt, de vrucht zich normaal in de baarmoeder ontwikkelt en daarna een normale geboorte volgt, dan heeft men te doen met een vruchtbaar of fertiel dier. Treedt er geen bevruchting op of vindt er geen normale ontwikkeling en geboorte na de bevruchting plaats, dan heeft men een onvruchtbaar of steriel dier. Steriliteit, vooral in de zin van niet bevrucht worden, komt in de fokkerij der grote landbouwhuisdieren, niet alleen hier te lande, maar over de gehele wereld voor en berokkent jaarlijks millioenen guldens schade. Haar bestrijding is van het allergrootste belang. De steriliteit is een vraagstuk van internationale betekenis.

De oorzaken van de steriliteit zijn talrijk en het laatste woord hierover is nog niet gezegd. Zij kan veroorzaakt worden door organische of functionele stoornissen zowel bij het manlijk als bij het vrouwlijk dier. De graviditeit kan een abnormaal verloop nemen door omstandigheden, welke zich bij het moederdier voordoen of welke bij de vrucht aanwezig zijn.

Tot de eerste groep behoort o.a. de abortus bij de huisdieren. Abortus komt bij alle dieren voor. Zij kan sporadisch optreden en is dan niet van zo heel veel belang, maar ze kan ook enzoötisch, zelfs epizoötisch voorkomen. In de regel is er dan een bacteriële oorzaak in het spel en speelt de infectie een voorname rol. Bij het paard hier te lande geeft de Bacillus paratyphus abortus equi herhaaldelijk op uitgebreide schaal abortus, bij het rund is de Brucella abortus Bang de oorzaak van vele vroeggeboorten. De schade hierdoor veroorzaakt is zeer aanzienlijk.

Tot de tweede groep behoren de gevallen, waarbij de vrucht of vruchten in de uterus sterven. In de regel worden deze dode vruchten geaborteerd, maar ze kunnen soms in de baarmoeder aanwezig blijven en er treedt dan mummificatie of maceratie op. Door een overmatige hoeveelheid vruchtwater (hydrallantois) kan de graviditeit abnormaal verlopen. Niet onvermeld mogen blijven de gevallen van buitenbaarmoederlijke zwangerschap (graviditas extra-uterina), die voor en na bij alle huisdieren optreden.

De geboorte kan een abnormaal verloop hebben, eensdeels door een abnormale toestand bij het moederdier, anderdeels door afwijkingen in ligging en bouw van het (de) jonge dier(en). Tot de abnormale toestand bij het moederdier behoren o.m. afwijkende liggingen van de gravide uterus, verder kunnen afwijkingen in de bekkenholte voorkomen tengevolge van fracturen der bekkenbeenderen, tumorvorming, rachitis, waardoor de passage der vrucht moeilijkheden ondervindt. Afwijkingen in de ligging der vrucht zijn bij al onze huisdieren bekend als oorzaak van een abnormaal verlopende partus. Men moet trachten de ligging te herstellen (repositie), hetgeen vaak mogelijk is. In de bouw der vruchten kunnen bij al onze huisdieren afwijkingen voorkomen, waardoor de geboorte zonder verloskundige hulp onmogelijk is. Zij kunnen te sterk ontwikkeld zijn, waardoor zij onmogelijk de bekkenholte kunnen passeren.

Men kan de partus mogelijk maken per vias naturalis door ze te ontleden (embryotomié) en in gedeelten naar buiten te brengen. Wil of kan men deze weg niet volgen, dan rest ons de keizersnede, sectio caesarea. Teratologische vormsels (misvormingen), die bij al onze huisdieren voorkomen, behoeven heel vaak de hulp van de dierenarts om ter wereld gebracht te worden.

Operatieve ingrepen op verloskundig gebied zijn geen zeldzaamheden in de verloskunde der huisdieren. Men maakt een onderscheid tussen de verloskundige operaties bij het moederdier en die bij de vrucht. Tot een operatie bij het moederdier gaat men over, wanneer het onmogelijk is de vrucht langs de natuurlijke weg naar buiten te brengen. Bij deze operaties moet men trachten een volkomen asepsis te bereiken, d.w.z. dat de omgeving, waarin wordt gewerkt, het instrumentarium, de operateur, zijn assistentie en het operatieveld te allen tijde aan hiertoe strekkende maatregelen onderworpen moeten worden. Bij paard en rund zijn deze operaties mogelijk, maar ze worden zelden toegepast. Zij worden het veelvuldigst gedaan bij het varken en de vleeseters en een enkele maal bij de kleine herkauwers.

Tot deze operaties behoren in de allereerste plaats de sectio caesarea en de hysterectomie of operatie van Porro, waarbij de uterus met inhoud wordt verwijderd. Deze laatste moet geschieden, wanneer de inhoud van de uterus geïnfecteerd is. De resultaten van de operaties zijn, wanneer zij tijdig worden toegepast, zeer bevredigend. Deze operaties kunnen geschieden onder locale anaesthesie, maar om verschillende redenen verdient narcose de voorkeur.

De verloskundige operaties bij het jonge dier betreffen de z.g. embryotomie. Onder embryotomie of dissectio foetus verstaan we de ontleding van het lichaam van de vrucht in meer of minder grote delen in de uterus of in de geboorteweg. Embryotomie vindt plaats, wanneer door afwijkingen in de ligging, welke niet gereponeerd kunnen worden, of door afwijkingen in de bouw (te grote vruchten, misvormde vruchten) de geboorte niet kan plaats vinden. Het is mogelijk, dat de gehele vrucht ontleed moet worden, heel vaak kan men ook volstaan met de ontleding van een gedeelte van de vrucht. Bij deze operaties kan om practische redenen niet vastgehouden worden aan de strenge aseptiek, welke wij kennen bij de operaties bij het moederdier. Zij vindt hoofdzakelijk toepassing bij de grote huisdieren, paard en rund.

De embryotomie is een zeer voorname operatie, welke voor het moederdier geheel geen nadelige gevolgen behoeft te hebben, omdat aan de foetus geopereerd wordt, maar het gevaar voor complicaties blijft bestaan, hetzij in de vorm van verwondingen, hetzij in de vorm van infecties, vaak uitgaande van onbetekenende wondjes. Het is een operatie, welke reeds in het begin der vorige eeuw vooral in ons land tot een grote mate van perfectie werd gebracht. Veelvuldig wordt in de laatste decennia hierbij gebruik gemaakt van bepaalde voor dat doel gefabriceerde instrumenten, z.g. embryotomen. Een der nieuwste en tegenwoordig overal gebruikte is dat van Thygesen, waardoor men in staat is met een draadzaag, welke door twee stalen buizen loopt, de foetus te ontleden. De buizen zorgen er voor, dat het moederdier bij de operatie niet beledigd wordt. De operatie vindt plaats onder sacraalanaesthesie of narcose.

Bij het moederdier komen in verband met de partus velerlei ziekten voor. Zij vinden o.a. hun oorzaak in de verwondingen van het geslachtsapparaat gedurende de partus, in verplaatsingen van de puerperale uterus, in het niet tijdig naar buiten treden van de secundinae na de geboorte (retentio secundinarum), in puerperale intoxicaties uitgaande van de onvoldoende samentrekkende uterus, in puerperale infecties van vagina, uterus en hun omgeving.

Deze ziekten zijn vaak van zeer ernstige aard en bedreigen niet zelden het leven van het moederdier. Ook al treedt herstel op, dan kan het gebeuren, dat de dieren voor de fokkerij ongeschikt zijn geworden.

F. C. VAN DER KAAY
D. Küst und Fr. Schaetz, Fortpflanzungsstörungen der Haustiere, 1949.
W. L. Williams, The Diseases of the Genital Organs of Domestic Animals, 3de dr. 1943; Veterinary Obstetrics, 4de dr. 1943.
A. D. Stoss, Tierärztliche Geburtskunde und Gynäkologie, 2de dr. 1944.