Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Medisch-veterinaire chemie

betekenis & definitie

Voor de bestudering van de processen die in het lichaam van mens en dier plaats grijpen, is de scheikunde een wetenschap van fundamentele betekenis. De chemie stelt ons in staat, de veranderingen te leren kennen, welke de stof in het lichaam ondergaat.

Het leven is op elk ogenblik aan scheikundige reacties gebonden. Deze spelen zich af in alle weefsels en organen.

Chemische processen beheersen de ademhaling, de voeding, de stofwisseling, de groei, de werking der spieren, de geleiding van zenuwprikkels, kortom alle levensfuncties in het gezonde en zieke organisme. Een grondige kennis van hetgeen in het lichaam op chemisch gebied voorvalt is voor ons wetenschappelijk inzicht in biologische en medische vraagstukken onmisbaar.

Doch tevens is gebleken, dat het practische nut van een doelbewuste beoefening van dat deel der scheikunde, dat zich met de bestudering van de genoemde vraagstukken bezig houdt, de medisch-veterinaire chemie, nauwelijks kan worden overschat.De ervaring heeft geleerd, dat men zeer belangwekkende vraagstukken met een specifiek (bio-)chemische inslag veelvuldig aan treft bij onze productiedieren: het rund, het schaap, het varken en de kip, alsmede — al zijn de verhoudingen hier enigszins anders — bij het paard. Soms openbaren zich bij deze dieren stoornissen der stofwisseling in een min of meer scherp begrensd gebiedsdeel, b.v. op bepaalde gronden. Hier heeft men allereerst naar plaatselijke oorzaken, b.v. een tekort of een teveel aan bepaalde bestanddelen van het voedsel, te zoeken. Het komt ook voor, dat een stoornis een meer algemeen karakter draagt. In beide gevallen bleek het vaak mogelijk door nauwgezet chemisch onderzoek van de dieren en van het voedsel de oorzaken van de stoornissen op te sporen en middelen aan te geven om ze te genezen of te voorkomen.

Het tot huisdier maken — de domestificatie — van de genoemde dieren de sterk opgevoerde productie en de in velerlei opzicht onnatuurlijke, dus in biologische zin ondoelmatige, levenswijze van onze stificatie productiedieren werken het ontstaan van stofwisselingsstoornissen in de hand. Onze productiedieren zijn — meer nog dan de cultuurmens — in zeker opzicht ‘fysiologische kunstproducten’ geworden. Dat deze omstandigheden in het algemeen het natuurlijke weerstandsvermogen tegen schadelijke invloeden niet ten goede zullen komen en dat hierdoor het ontstaan van stoornissen der lichaamsfuncties in de hand wordt gewerkt, behoeft geen nader betoog. Niet zelden is de voeding van grote betekenis bij het ontstaan van ongewenste toestanden. Deze is soms ondoelmatig, doordat de samenstelling van het voedsel mede bepaald wordt door economische overwegingen, nl. de prijs der voederbestanddelen. Hierdoor kan niet steeds voldoende rekening worden gehouden met de eisen, die het lichaam — in verband met productie en groeisnelheid — stelt.

Doch ook in gevallen, waar wel voldoende rekening wordt gehouden met de eisen van het dier, kunnen stoornissen in de gezondheidstoestand, die op chemische oorzaken zijn terug te voeren, ontstaan, doordat het lichaam overbelast wordt. Een eenvoudig voorbeeld moge dit toelichten.

De hoeveelheid kalk, die bij een melkkoe in volle lactatie dagelijks met de melk het lichaam verlaat, bedraagt niet zelden meer dan het twaalfvoudige van de hoeveelheid, die in het bloed van hetzelfde dier aanwezig is. Daar de kalk van de melk uit het bloed afkomstig is, moet dus de kalk in het bloed dagelijks ongeveer twaalf maal worden vervangen. In het lichaam van een melkkoe, die zich in voedingsevenwicht bevindt — d.w.z. een hoeveelheid voeder ontvangt, die is afgestemd op de behoefte — bestaat dus gedurende verscheidene maanden achtereen een dagelijkse stormloop van kalk van de plaats, waar deze uit het voedsel het lichaam van het dier binnentreedt, de darm, via het bloed naar het orgaan waar de kalk wordt afgegeven, de melkklier. Hierbij blijkt het kalkgehalte van het bloed, zolang de gezondheidstoestand der koe niets te wensen overlaat, steeds om hetzelfde gemiddelde te schommelen. Dit is ook noodzakelijk, daar de organen slechts normaal kunnen functionneren, indien het gehalte aan kalk en andere stoffen in bloed en weefseis normaal is. Niettegenstaande de zeer stelsel grote belasting met kalk, moeten dus de opname ervan uit het voedsel, de afgifte in de melk en het kalkgehalte van het bloed volledig op elkaar zijn afgestemd. Dit is slechts mogelijk, indien een feilloos werkend regulerend stelsel in het lichaam werkzaam is.

Wat ten aanzien van kalk is medegedeeld, geldt in beginsel ook voor andere bestanddelen van bloed en weefsels. Neemt men dan ook de abnormale toestand in aanmerking, waarin onze hoog-gecultiveerde productiedieren door toedoen van de mens verkeren, dan moet men er zich meer over verwonderen, dat bij de meeste productiedieren de lichaamsfuncties normaal blijken te zijn, dan dat men er zich over mag verbazen, dat in een aanzienlijk aantal gevallen stoornissen optreden.

In het reeds eerder genoemde, zeer ingewikkelde regulerende stelsel werken verschillende organen en scheikundige stoffen met elkander samen. Onder de factoren, die het regulerende stelsel in ongunstige zin beïnvloeden en daardoor het lichaam uit zijn evenwicht brengen, dus ziekteverschijnselen doen ontstaan, neemt de zelfvergiftiging een belangrijke plaats in. Men verstaat hieronder het verschijnsel, dat het lichaam zelf uit overigens normale grondstoffen producten bereidt, die op bepaalde organen — b.v. delen van het regulerende stelsel — een schadelijke werking uitoefenen. Bij het ontstaan van deze schadelijke stoffen zijn onder meer de klieren met inwendige afscheiding en de darm van grote betekenis gebleken. Ziekten als grastetanie, kalfziekte, acetonaemie, hoefbevangenheid, maanblindheid en vele andere kunnen op deze wijze ontstaan en dienovereenkomstig worden bestreden. Soms gelukt het door een doelmatige beïnvloeding van het regulerende stelsel de stoornissen zeer snel, b.v. binnen enkele minuten te genezen. Dat ook bij de bestrijding van ziekten, welke met een ondoelmatige voeding samenhangen — gebrek- en weeldeziekten — de scheikunde van grote betekenis is, werd reeds vermeld. Doch ook ten aanzien van een andere groep van ziekten opent de chemie wijde perspectieven.

Het tot stand komen van een protozoaire, bacteriële of virusziekte hangt nl. niet uitsluitend af van de eigenschappen van de ziekteverwekker, doch in niet mindere mate van de biochemische toestand, waarin het lichaam, dat aan de infecties wordt blootgesteld, zich bevindt. Indien het ziekteverwekkende micro-organisme of virus in het lichaam een gunstige bodem vindt om zich te vermenigvuldigen, dan slaat de infectie aan, anders niet. Het is nu mede de taak van de chemicus, de levensomstandigheden in het lichaam voor de schadelijke kiemen zo ongunstig mogelijk te maken. Dit gelukt vaak door toediening van z.g. chemotherapeutische middelen, waarvan Sulfonamiden en penicilline vertegenwoordigers zijn.

Het nut van de scheikunde voor de herkenning en bestrijding van ziekten zou nog met verscheidene andere voorbeelden kunnen worden toegelicht. Hierdoor zou echter, niet duidelijker dan thans reeds is geschied, de betekenis der medisch-veterinaire chemie als machtig hulpmiddel ter bevordering van de gezondheid van mens en dier en hierdoor tevens als factor van grote economische betekenis, in het licht worden gesteld.

Onder normale omstandigheden bestaat er evenwicht tussen de beide componenten van het autonome zenuwstelsel, de ortho- en de enerzijds en tussen deze en bepaalde klieren met interne secretie, die hormonen afscheiden anderzijds. Deze toestand van evenwicht wordt in het schema voorgesteld door een dubbele slinger, waarvan de beide delen symmetrisch zijn gerangschikt aan weerszijden van de verticale lijn, die de figuur scheidt in een linker en een rechter helft.

De grootte der stofwisseling en het witte bloedbeeld zijn hierdoor bepaald.

Wanneer één van de componenten van het autonome zenuwstelsel, b.v. de parasympathicus , relatief sterker werkt dan de andere, dan verkrijgt de slinger een uitwijking naar rechts. De figuur is dan niet symmetrisch meer.

Een dergelijke toestand, waarbij de werking van de parasympathicus relatief overweegt, treft men b.v. aan bij kalfziekte van het rund. Wil men deze genezen, dan kan men dit doen door de werking van de orthosympathicus te doen toenemen, dus door hetgeen in de linkerhelft van de figuur is afgebeeld (tot grotere werkzaamheid te prikkelen. Hierdoor toch wordt het evenwicht tussen ortho- en parasympathicus hersteld, zodat de met de verstoring van dit evenwicht samenhangende ziekteverschijnselen verdwijnen.

Daar alle componenten van het regulerende stelsel en de effecten op de stofwisseling met elkaar in wisselwerking samenhangen, komt het er in beginsel niet op aan, waar men in het stelsel ingrijpt, mits de prikkel slechts van de goede soort en juist gericht is. Zo gelukt het binnen enkele uren kalfziekte te genezen door lucht in de uier te blazen, waardoor op de orthosympathicus druk wordt uitgeoefend. Eveneens heeft men goede uitkomsten geboekt door bijschildklierhormoon of het hormoon van het bijniermerg in te spuiten, alsmede door het bloedsuikergehalte te verhogen. Het snelst gelukt het echter de ziekteverschijnselen te doen verdwijnen door inspuiting van kalkzouten, waardoor de verhouding calcium/kalium in het bloed in gunstige zin wordt gewijzigd. De patiënten worden door deze behandeling binnen enkele minuten weer gezond.

L. SEEKLES

Seekles, Chemie, Biologie en Diergeneeskunde, Tijdschrift voor Diergeneeskunde 67, 105-123, 1940.

L. Seekles, De betekenis van de calciumionenactiviteit bij stoornissen van het physiologisch-chemische evenwicht, Biochemische Actualiteiten 1, 57-75, 1947; The BioChemical Approach to Animal Disease (The Fison lectures of the Animal Health Trust, London, 1948), The Veterinary Journal 104, 203-213, 238-251, 279-293, 1948.