Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Het vergunningsstelsel voor het vervoer langs de weg

betekenis & definitie

Wij onderscheiden: beroepsgoederenvervoerders, beroepspersonenvervoerders, eigen vervoerders van goederen en ‘heerrijders’. Voor het motorische vervoer zijn in de 20ste eeuw vergunningsstelsels ingevoerd, waarbij het autobusvervoer het eerste aan de beurt is gekomen.

Dit vervoer kwam reeds na de eerste wereldoorlog tot een bescheiden ontwikkeling. Lage aanschaffingskosten, gemakkelijke betalingsvoorwaarden, geringe exploitatiekosten, weinig vakkennis maakten een lonende exploitatie, vooral op de vervoersdichte trajecten, mogelijk.

De uitoefening van dit vervoer was geheel vrij. Door scherpe onderlinge concurrentie en concurrentie met andere vervoermiddelen ontstond een chaos.

Van regeringswege vroeg men zich af of het beginsel van vergunningsvrijheid, neergelegd in de wet van 1880, nog wel te handhaven was. Het resultaat was dat in 1926 een vergunningsstelsel werd ingevoerd voor het vervoer met autobussen; de Wet betreffende de openbare middelen van vervoer werd in die geest gewijzigd.Het bleek op den duur noodzakelijk de andere vormen van het beroepspersonenvervoer in het vergunningsstelsel te betrekken. Dit geschiedde toen op 12 Januari 1937 het Reglement Autovervoer Personen in werking trad.

Evenals onder de regeling van 1926 kwamen ook onder die van 1937 wilde busdiensten voor. Talloze vonnissen en arresten werden over het R.A.P. gewezen. Tenslotte bleek in 1938 uit een arrest van de Hoge Raad, dat het euvel van de wilde busdiensten niet de kop kon worden ingedrukt. In 1939 verscheen een nieuw R.A.P., dat een einde maakte aan de wilde bussen. Deze zouden de ontvangsten der N.S. met 6 tot 10 mill. guldens hebben doen dalen.

In 1939 werd deze regeling vervangen door de Wet Autovervoer Personen. Het vervoer van personen met een autobus, alsmede het vervoer van personen tegen een vergoeding met een personenauto mag volgens de W.A.P. slechts geschieden krachtens een vergunning.

Deze vergunningen betreffen de uitoefening van autobusdiensten, de uitvoering van groepsvervoer, toerwagenritten en ongeregeld vervoer, dan wel het vervoer van personen met huurauto’s. Onder autobusdienst wordt verstaan het volgens een dienstregeling uitgeoefend vervoer van personen met autobussen of personenauto’s tegen vergoeding, uitgezonderd groepsvervoer en toerwagenritten. Van dit vervoer, waarvan de route, de vertrek- en aankomsttijden en de frequentie vastliggen, kan ieder gebruik maken.

De autobusdiensten hebben verschillende functies. Het is in de eerste plaats mogelijk dat vervoer wordt bewerkstelligd tussen twee of meer bebouwde kommen. Vervolgens is vervoer mogelijk naar bepaalde verkeersknooppunten (stations) en tenslotte is er vervoer op korte trajecten in of in de omgeving van een bebouwde kom.

Groepsvervoer is het volgens dienstregeling uitgeoefend vervoer van tot een beperkte groep behorende personen: regelmatig vervoer van arbeiders, kerkgangers, scholieren, marktkooplieden, mijnwerkers.

Onder toerwagenritten verstaat men ritten welke niet uitsluitend ten doel hebben het verstrekken van gelegenheid tot vervoer: het gaat om een toeristisch doel. Ongeregeld vervoer tenslotte is het niet volgens een dienstregeling uitgeoefend vervoer met autobussen, uitgezonderd toerwagenritten: bezoek aan wedstrijden, toneelvoorstellingen.

Er werden in 1947 in totaal 393 autobusondernemingen geteld, waarvan 125 zich bezighielden met publieke diensten, 226 met groepsvervoer en 333 met toerwagenritten en ongeregeld vervoer. Er werden toen 736 publieke diensten (18 296 km trajectlengte) gereden en 882 diensten voor groepsvervoer (36 954 km).

In het autobusbedrijf heeft een sterke concentratie plaatsgevonden. Geleidelijk ontstonden streek bedrijven. De concentratie, die het vergunninggevend gezag voor de oorlog voor ogen had, omvatte ongeveer 70 streekbedrijven. Na de oorlog bedroeg het aantal streekbedrijven dat door samenwerking ontstond, ongeveer 50. Bij de vergunningverlening onder de W.A.P. heeft de Commissie Vergunningen Personenvervoer een belangrijke taak.

Behalve particuliere ondernemers nemen ook de Nederlandse Spoorwegen met dochterondernemingen en de tramwegen deel aan het autobusvervoer. Berekend naar het aantal gereden km was het aandeel van de N.S. met dochterondernemingen in het autobusbedrijf in 1942 Tabel 6. Aantal personen per autobus vervoerd door de publieke diensten, in millioenen

1938 120,6 1943 93,4
1939 146,2 1946 177,6
1940 116,4 1947 295,4
1941 94,9 1948 381,0
1942 86,9

Bron: C.B.S.

37,6%, dat van de particuliere ondernemers 36,4% en dat van tramwegondernemingen en van met de overheid gelieerde ondernemingen 25,8% (tabel 6 en 7).

Tabel 7. Locaal autobusvervoer in enkele steden in 1946;

alleen publieke diensten afgelegde afstand aantal in km reizigers Totaal 6 862 900 52 159 400 ’s Gravenhage . . 1 352 400 13 722 500 Amsterdam . . . 927 800 7 340 500 Arnhem 856 700 5 379 400 Rotterdam.... 832 600 6 350 500 Utrecht 658 400 5 972 400 Bron: C.B.S.

Voor de overige vervoersvormen zijn tijdens de oorlog regelingen getroffen, neergelegd in een drietal Uitvoeringsbesluiten. Het betrof hier het uitvaardigen van maatregelen, die enerzijds werden getroffen in verband met de benzinepositie en anderzijds de strekking hadden te geraken tot een zoveel mogelijk doelmatige opbouw van het goederenvervoer langs de weg. Het gebruik van een motorrijtuig ingericht voor het vervoer van personen anders dan met een autobus; het eigen vervoer, d.i. het vervoer van eigen goederen in eigen voertuigen, en indien met personeel, met eigen personeel, en vervoer dat in economische zin hiermee gelijk te stellen is; het beroepsgoederenvervoer, d.i. het vervoer van goederen ten behoeve van derden langs de weg, is slechts geoorloofd indien aan de houder een daartoe strekkende vergunning is verleend. Al deze vergunningsstelsels betroffen slechts motorisch vervoer.

Na de oorlog werd het vergunningsstelsel voor personenauto’s weer opgeheven. Op 31 October 1947 werd een wetsontwerp ingediend tot regeling van het vervoer van goederen met vrachtauto’s. Dit ontwerp, dat grote overeenkomst vertoont met de W.A.P., moet t.z.t. de Uitvoeringsbesluiten voor het beroepsgoederenvervoer en het eigen vervoer vervangen.