Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

De afzet van de producten

betekenis & definitie

Wij hebben gezien, dat de export een belangrijk element in het economisch bestel van de tuinbouw in Nederland is. Waren vóór de tweede wereldoorlog Engeland en Duitsland onze belangrijkste afnemers, na de oorlog is er enige verschuiving gekomen . Naast het belangrijke afzetgebied dat de binnenlandse markt is, vooral voor groente, fruit, bloemen en zaden, moet ook de been verwerkingsindustrie worden genoemd; hierbij kunnen we onderscheiden: drogerijen, conservenbedrijven en de moderne diepvriesbedrijven. In de laatste jaren is de diepvriesindustrie in ons land opgekomen, welke niet onaanzienlijke hoeveelheden opneemt.

Zo bedroeg in 1946 de productie 6,8 mill. kg ingevroren groente en 2,3 mill. kg ingevroren fruit.Het belang ener goed functionnerende verwerkingsindustrie is vooral gelegen in de regulerende werking welke zij uitoefent op het aanbod van producten, welke krachtens hun afhankelijkheid van de natuur sterke oogstschommelingen geven. In totaal telt ons land thans ca 280 ondernemingen waarvan 90 grote en 190 kleine ondernemingen. Een grote onderneming is een onderneming welke jaarlijks tenminste 250 a 300 ton groente en 70-100 ton fruit verduurzaamt.

Hoe groot de verscheidenheid van de tuinbouwproductie is, toch moet er in bepaalde tijden van het jaar Tabel 7. Verbruik per hoofd van de bevolking in kg Product 1937/’39 1946 1947 1948 Groenten: totaal verbruik . . 53,06 70,68 63,40 62,28 waarvan:

vers product . . . 46,11 58,23 54,80 53,28 verwerkt product, uitgedrukt in vers 6,95 12,45 8,60 9,00 Fruit: totaal verbruik . . 33,96 24,72 50,01 38,64 waarvan:

vers product . . . 29,72 19,69 45,19 34,33 verwerkt product, uitgedrukt in vers 4.24 5,03 4,82 4,31 ingevoerd worden aangezien de eigen cultuur dan niet bij machte is, in de behoefte te voorzien. Dit doet zich b.v. voor bij het fruit na Dec.-Jan. en vóór Juli-Aug. Bovendien kunnen sommige producten van nature niet in ons land worden geteeld, die wij als essentieel bestanddeel van onze voeding nodig hebben, b.v. zuidvruchten.

Bezien we tenslotte de binnenlandse markt, dan kan worden geconstateerd dat deze vooral van belang is voor de groente-, fruiten bloementeelt en de zaadteelt. De bloembollenteelt is bij uitstek aangewezen op het buitenland; wellicht gaat minstens 90% van de productie de grenzen over. Ook de boomteelt vindt een belangrijke afzet in het buitenland, waarop de zaadteelt niet minder is aangewezen, hoewel het binnenland veel belangrijke hoeveelheden opneemt.

Het behoeft geen uitvoerig betoog dat de levensomstandigheden tijdens de oorlog een grote invloed op het verbruik van groente, fruit en bloemen hebben uitgeoefend. Niet alleen de goederenschaarste maar ook zich voltrekkende wijzigingen in levensgewoonte en toenemende kennis van de betekenis ener goede voeding hebben invloed op de consumptie . In de voorgaande overzichten wordt alleen gesproken van het verbruik van groente en fruit welke voor de handel worden gekweekt en dus niet zijn voortgebracht in particuliere tuinen.

Veel sterker dan bij groenten wordt het fruitverbruik beheerst door de oogstresultaten. De enorme fruitoogst in 1947 weerspiegelt zich in het verbruik van dat jaar, wat des te meer opvalt omdat in 1947 een veel geringere hoeveelheid zuidvruchten werd geïmporteerd dan vóór 1940, in het verbruikcijfer van 1937/1939 is 11,4 kg citrusfruit en bananen per hoofd van de bevolking begrepen.