Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Mens en bacterie

betekenis & definitie

Voor de bestudering van de wisselwerking tussen mens en bacterie kan men verschillende methoden volgen: 1. de waarneming bij gezonde en zieke mensen 2. de waarneming bij gezonde en zieke dieren 3. bovenal het experiment op dieren, bij uitzondering op mensen.

Onderzoekt men de keel van een gezond mens, dan vindt men daarin talrijke soorten bacteriën. Daaronder kunnen ook ziekteverwekkers voorkomen. Dit behoeft dus nog geen ziekte ten gevolge te hebben. Het experiment geeft dienaangaande de aanwijzingen. Wanneer men bij een cavia een klein aantal difteriebacteriën onder de huid brengt, zal het dier niet ziek behoeven te worden. Spuit men een groot aantal in, dan kan het sterven.

Spuit men een aantal cavia’s in, elk met een gelijke hoeveelheid difteriebacteriën, maar van verschillende herkomst, verschillende bacteriestammen dus, dan kunnen de cavia’s van de ene groep gezond blijven, terwijl die van de andere sterven. Sommige stammen hebben dus sterker ziekmakend vermogen dan andere: ze zijn virulenter. Wanneer een mens tyfusbacteriën naar binnen krijgt, heeft hij alle kans tyfus te krijgen, een konijn niet. Een bacterie kan voor de ene diersoort pathogeen (ziekteverwekkend) zijn, voor de andere niet. Spuiten wij een aantal cavia’s in met een gelijke hoeveelheid van eenzelfde bacteriecultuur, dan kunnen sommige ziek worden, andere niet. Er bestaat dus een individueel verschil in gevoeligheid, resp. in weerstandsvermogen. Dit kan door allerlei factoren beïnvloed worden: een kip, in gespoten met miltvuurbacillen, wordt het niet ziek, tenzij men haar in koud water afkoelt weerstandsvermogen kan verminderd worden door ondervoeding, door vergiffen, door uitputting enz.

Tabel 6. Sterftecijfers van enige Nederlandse steden en van Nederland per 1000 inwoners. 1880-1946 Amsterdam Rotterdam ’s-Gravenhage Utrecht Rijk

1880 27,0 24,6 23,2 26,8 23,5
1890 22,2 20,0 21,5 21,7 20,5
1900 16,6 17,2 16,0 16,8 17,9
1910 11,9 11.9 12,3 12,8 13,5
1920 10,9 10,5 10,5 11,8 11,9
1930 8,4 7,8 8,9 8,1 9,1
1933 8,6 7,5 9,1 8,9 8,8
1939 8,4 7,8 9,2 9,0 8,6
1940 9,9 10,0 10,1 10,0 9,9
1942 10,7 8,6 11,3 9,6 9,5
1943 11,2 10,0 10,0 11,3 10,0
1944 11,5 10,2 10,2 13,0 11,8
1945 18,4 19,8 19,8 18,0 15,3
1946 8,1 7,8 7,8 9,1 8,5

Bron: Centr. Bur. v. d. Statistiek. Jaarcijfers voor Nederland Deze feiten overbrengende op de verhouding mens-bacterie, kunnen wij zeggen dat de vraag, of een bacterie ziekte zal ververoorzaken, beslist wordt door verschillende factoren: 1. het aantal bacteriën 2. de virulentie van de bacteriën, 3. het weerstandsvermogen van de mens.

Tabel 7. Gemiddelde levensduur naar leeftijd en geslacht Jaren Mannen Vrouwen Gemiddeld aantal te verwachten levensjaren OP de leeftijd van . . . jaar

0') 1 10 20 40 60 80 0') ■ 10 20 40 60 80
1870-1879 38,4 48,2 48,0 40,3 26,5 13,3 4,6 40,7 48,9 48,7 41,2 27,9 14,1 4,7
1890-1899 46,2 54,8 51,7 43,4 28,1 14,0 4,7 49,0 56,2 53,0 44,8 29,7 15,0 5.0
1910-1920 55,1 60,3 55,4 46,7 30,5 15,1 5,0 57,1 61,1 56,0 47,5 31,4 15,9 5,3
1921-1930 61,9 65,3 58,7 49,7 32,1 15,9 5,2 63,5 65,8 58,9 49,8 32,5 16,4 5,5
1931-1935 65,1 67,5 60,1 50,9 32,8 16,3 5,3 66,4 68,1 60,5 51,1 33,2 16,7 5,6
1931-19402) 65,7 67,8 60,3 51,0 32,9 16,3 5,2 67,2 68,6 60,9 51,5 33,4 16,8 5,5
0 Bij de geboorte 2) Exclusief oorlogssterfte 1940

Bron: Centr. Bur. v. d. Statistiek Statistisch zakboek 1947-1948 Het weerstandsvermogen van de mens t.o.v. de verschillende soorten pathogene bacteriën loopt sterk uiteen. Pneumococcen b.v. worden heel vaak in de keel van gezonden aangetroffen, terwijl besmetting met pestbacteriën zeker pest ten gevolge heeft. Men zou een scala van pathogeniteit kunnen opmaken. Sommige ziekteverwekkende bacteriën leven als commensalen op de mens maar onder bepaalde omstandigheden kunnen zij een ‘commensale infectie’ veroorzaken.

Filtreert men een bouilloncultuur van tetanusbacillen, zodat in de doorlopende vloeistof geen bacillen voorkomen, en spuit men een kleine hoeveelheid van het Altraat bij een proefdier in, dan krijgt het tetanus. De tetanusbacil scheidt dus een vergif af, waardoor zij in staat is ziekte te verwekken. Men noemt zo’n vergif een ectotoxine of kortweg toxine. Niet alle pathogene bacteriën scheiden een toxine af. Toch vormen ook zij een vergif, maar dit blijft aan het lichaam van de bacterie gebonden. Wordt een bouilloncultuur van zo’n bacterie gecentrifugeerd, zodat de bacteriën van het medium gescheiden worden, dan kan men de bacteriën wassen door ze te schudden met keukenzoutoplossing, weer te centrifugeren, en dit enige malen herhalen. Men krijgt dan de bacteriën zonder verontreinigingen.

Doodt men dan de bacteriën en spuit men ze daarna in, dan ontstaan ziekteverschijnselen. De bacteriën waren dus zelf vergiftig. Dit soort vergif wordt endotoxine genoemd. Op welke wijze biedt het organisme weerstand tegen besmetting? De immuniteitsleer tracht daarop antwoord te geven.