Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Malaria, het grote proefwerk der tropische geneeskunde

betekenis & definitie

Het incubatiestadium, d.i. de tijd, die verloopt tussen het binnendringen der infectiekiemen en het uitbreken der clinische verschijnselen, duurt bij malaria 7-12 dagen; soms is het veel langer, tot maanden toe, b.v. de voorjaarsmalaria in de Zaanstreek, ten gevolge van besmettingen in het najaar. Wat er in deze tijd gebeurt bij de menselijke malaria is eerst in 1948 bekend geworden, voorlopig alleen van het Plasmodium vivax bij malaria tertiana.

Fairley had in 1944 reeds vastgesteld dat de malariaparasieten gedurende het grootste deel van de incubatietijd niet in het bloed waren aan te tonen en dat zij ongevoelig waren voor de gewone malariamiddelen, wat alleen kon verklaard worden door bepaalde eigenschappen van de parasiet of door de plaats waar zij zich in die tijd bevonden.Sinds 1936-1937 (Raflfaele, James en Tate) was bij de vogelmalaria reeds bekend, dat na de infectie door sporozoieten uit de muskiet, de eerste ontwikkeling der malariaparasieten geschiedde in weefselcellen, vooral in de cellen van het reticulo-endotheliale stelsel en dat eerst na 3 à 4 cyclussen van 42 uur (weefselcyclus ofexo-erythrocytaire cyclus) de parasieten de erythrocyten besmetten (bloedcyclus of erythrocytaire cyclus).

In 1948 hebben Shortt en Garnham eerst bij apen en daarna bij een mens grote hoeveelheden sporozoieten van malaria cynomolgi resp. malaria tertiana door muskietensteek en injectie van fijngewreven muskieten in het lichaam gebracht. Ook hier konden weefselvormen als eerste ontwikkelingsstadium worden aangetoond. De weefselvormen ontwikkelen zich hier in de levercel in een cyclus, die ca 7 dagen duurt. In de levercel groeit de weefselvorm van Plasmodium vivax uit tot een grote parasiet, waarvan de kern zich in ca 200 nieuwe kernen deelt. Na het uiteenvallen van deze grote parasiet, worden de erythrocyten besmet, het begin der erythrocytaire cyclus, en na enkele dagen volgt de koortsaanval.

De exo-erythrocytaire vormen stemmen in bouw sterk overeen met de erythrocytaire parasieten, zij hebben geen pigment. Uit hen ontstaan later ook de recidiven.

Na het incubatiestadium beginnen de clinische verschijnselen, al sedert Hippocrates te boek gesteld. Een nieuwe periode brak eerst twintig eeuwen later Clinische aan, toen in 1880 Laveran in Algiers de verwekker van de malaria, het Plasmodium malariae ontdekte. Bewondering vervult ons voor deze man, die met droge lens in het ongekleurde praeparaat zijn waarneming verrichtte, terwijl wij nu beschikken over de lichtsterke olie-immersies en de mooie Romanovskykleuring, waarbij het bloedlichaampje rosé, het cellichaam der parasieten blauwen de kernsubstantie, de chromatine, purperrood gekleurd wordt . Al spoedig kon Golgi het verband aantonen, dat bestaat tussen het ontwikkelingsstadium van de plasmodia, en de typische koortsaanval bij malaria. Het plasmodium ontwikkelt zich nl. in de erythrocyt (rood bloedlichaampje) in langdurige kringloop van een klein ringetje met een stipvormige hoeveelheid chromatine tot een compacte massa met grotere hoeveelheid chromatine, zodat de rode bloedcel min of meer wordt opgevuld; het chromatine gaat zich delen in een aantal stukjes afhankelijk van de soort der malaria, 6 bij quartana tot maximaal 32 bij tropica, waarna het protoplasma zich om de kernstukjes rangschikt; de erythrocyt valt dan uiteen en de jonge nieuwe malariaparasieten (merozoieten)bewegen zich vrij in het bloedplasma; direct dringen zij nieuwe erythrocyten binnen en een nieuwe cyclus vangt aan. Het proces van deling en uiteenvallen wordt sporulatie genoemd, en dit valt samen met het begin van een koortsaanval. De cyclus duurt bij quartana 3 maal 24 uur, bij tertiana en tropica (door de Engelsen veelal ‘malign tertian’ genoemd) 2 maal 24 uur, eenzelfde tijdsduur scheidt dus ook het begin der opeenvolgende koortsaanvallen bij de verschillende malariasoorten.

De koorts van tertiana en quartana is bijna altijd enkelvoudig, begint meestal met koude rilling, direct gevolgd door een koortstop, 38° tot zelfs 41°, die 8-10 uur duurt en gevolgd wordt door het zweetstadium (stadium frigoris, caloris en sudoris). Er kunnen twee generaties parasieten door elkaar voorkomen, die bij tertiana en quartana altijd 24 uur verschillen met de andere, waardoor we een quotidiaan worden der koortstoppen zien, beginnend op hetzelfde uur van de dag.

De malaria tropica geeft een ander beeld, meestal zware ziekteprocessen; de koortsaanval duurt langer, ongeveer 18 uur, daarnaast zijn er meer sporulaties, en deze komen op ongeregelde tijden, niet altijd door 24 uur gescheiden. Aangezien na elke sporulatie een koortsaanval kan komen, bedekken de koortstoppen elkaar gedeeltelijk, zodat er een doorlopende koorts ontstaan kan, de z.g.febris continuo tegenover de typische intermitterende koorts der tertiana en quartana en enkelvoudige tropica.

De tropica met langdurige continua kan sterk lijken op febris typhoïdea en is daarmee in de tropen dikwijls verwisseld. Zij kan in enkele dagen dodelijk eindigen; dit gebeurt slechts, als zij niet als malaria herkend, en dus niet specifiek behandeld wordt. De zwaarste vorm van tropica zien we bij de pernicieuze (verderfelijke) aanvallen, in hoofdzaak een gevolg van sterke sporulaties in bepaalde organen, b.v. hersenen of darm, waarbij door de vele delingsvormen in de kleine vaten deze mechanisch verstoppen. Wij krijgen dan het beeld der hersenmalaria, die meestal als apoplexie (beroerte) verloopt, en de darmmalaria, die op een cholera-aanval kan lijken; goede therapie is bijna steeds levensreddend.

De malaria is gekenmerkt door steeds herhaalde aanvallen, de recidiven, het meest bij tertiana en quartana. Deze recidiven, zowel bij de behandelde als bij de onbehandelde malaria, treden met verschillende tussentijden op, een week, 18 dagen of langer; men denkt, dat de exo-erythrocytaire vormen hierbij een rol spelen. Bij elke malaria-aanval worden telkens erythrocyten vernietigd, met als gevolg bloedarmoede (anaemie), milt- en leverzwelling. Langdurig recidiverende malaria leidt tot chronische malaria: bleke, anaemische patiënten in slechte voedingstoestand, met gore grauwgele kleur, grote milt en lever, en in de zwaarste gevallen oedeem aan benen en gelaat.

De ontdekking dat malaria door muskieten wordt overgebracht, danken wij mede aan Manson, die overbrenging an de Filarialarve door de muskiet reeds veel vroeger had waargenomen. Zijn leerling Ross door hem geïnspireerd, werkte van 1895-1898 aan dit vraagstuk, dat hij samen met de Italiaan Grassi tot oplossing bracht. Naast de merozoieten met hun sporulatieproces, die een asexuele ontwikkelingscyclus vormen, zien we meestal, als de malaria wat langer duurt, in de tweede week andere malariaparasieten optreden, dcgametocyten. Het zijn compactere cellen met meer chromatine en anders gevormd pigment, die zich ook in een rood bloedlichaampje ontwikkelen. Er is een mannelijke en een vrouwelijke gametocyt, bij de tertiana en de quartana rond, doch bij de tropica worstvormig, waarom zij halve maan genoemd wordt.

Wanneer de gametocyten na het zuigen van een malariamuskiet (een Anofelessoort die malaria kan overbrengen) in de muskietenmaag komen, ondergaan beide soorten, macro- en microgametocyt, een verandering, duidelijk waarneembaar alleen bij de mannelijke microgametocyt; uit de mannelijke gametocyt komen ongeveer zes sterk beweeglijke microgameten, die ter bevruchting in de vrouwelijke macrogameet binnendringen. De bevruchte eicel wordt tot de eveneens beweeglijke oökineet, deze dringt door de muskietenmaagwand heen en zet zich op de lichaamszijde van de maagwand neer; zij ontwikkelt zich daar tot oöcyste, die, als zij rijp en volgroeid is, als een speldeknop-groot bolletje in de maag uitpuilt; er zijn dan wel ongeveer 1000 dochtercellen, sporozoieten, in verzameld,en na het barsten der oöcyste dringen de sporozoieten in het lichaam van de muskiet, ook in de speekselklieren; dan eerst is de geïnfec teerde muskiet in staat de infectie over te brengen . Malaria wordt overgebracht door Anofeles, maar niet elke Anofelessoort is hiertoe in staat, en van de overbrengers is niet elke soort even gevaarlijk. De muskieten zijn door hun morfologische kenmerken te onderscheiden als ei, als larve en als imago, de volwassen muskiet. De be- strijding van malaria door Anofelesverdelging moet rekening houden met de biologische bijzonderheden van iedere soort; een nauwkeurige studie van de levensgewoonten der Anofeliden van ei tot imago is verricht door een grote schaar vooral Engelse en Amerikaanse onderzoekers, naast wie de Nederlander Swellengrebel genoemd moet worden.

Bij de bestrijding kan volstaan worden met de verdrijving of verdelging van de Anofeles, die in een bepaalde streek de malaria veroorzaakt, de z.g. species-assainering van Swellengrebel. Het [I]D. D. T.[/I] als algemeen insectengif zal hierin misschien een grote verandering en vereenvoudiging brengen. . De kinine, het oude volksmiddel uit Peru, reeds in 1639 naar Europa gebracht, is nog altijd het belangrijkste medicament; een goed geleide kininetherapie beMedicamenheerst elke malaria. De vroegere theorie, dat kinine direct dodelijk werkt op de malariaparasieten en deze bijna alle doodt in het lichaam, is onjuist gebleken. Het is waarschijnlijk, dat de immuniteit door de kinine ingeleid wordt, doordat een deel der malariaparasieten afsterft en de daarbij vrijkomende stoffen als antigeen werken, en de eerste immuniteit opwekken . Het gevolg is, dat wij de kinine thans in niet hoge dosering en als korte kuur geven.

De kinine werkt in op de merozoieten, niet op de game ten en de exo-erythrocytaire vormen. Een nieuw perspectief is geopend door een reeks synthetische malariamiddelen.

Het nu reeds oude plasmochine werkt vooral op de tropica-gameten en heeft clinisch betekenis, omdat het de recidiven van tertiana vermindert. De gegevens over atebrine zijn nog niet voldoende bezonken, en in sterker mate kan dit gezegd worden over het Amerikaanse chloroquine, het Franse nivaguine, het Engelse paludrine, dat ook op de exo-erythrocytaire vormen der vogelmalaria inwerkt.

De ontdekkingen van Laveran, Manson en Ross en zo vele anderen gaven een machtige stoot aan de ontwikkeling der tropische cliniek; nieuwe protozoën, nieuwe vectoren (dat zijn ziekte-overbrengende insecten) en spinachtigen werden in toenemend aantal beschreven, zodat nieuwe specialismen, de medische protozoölogie en de medische entomologie, door medici en zoölogen geschapen werden.