Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Epidemiologie

betekenis & definitie

Nu en dan worden in een bepaald tijdsverloop een groot aantal personen door eenzelfde ziekte aangetast. Men spreekt dan van een epidemie. Heerst de ziekte in een omschreven gebied, b.v. op een schip, of komen geregeld enkele gevallen in een streek voor, dan spreekt men van endemie. Buiktyfus komt endemisch in ons land voor.

Strekt een epidemie zich over een groot deel der aarde uit, dan spreekt men van pandemie (de griep in 1918).Voor de verspreiding van een infectieziekte zijn van betekenis de plaats waar de smetstof zich vermeerdert (de bron), de weg naar de gezonde mens, en de wijze waarop zij het menselijke lichaam binnendringt.

Wat de bron aangaat, is regel dat de smetstof zich in de zieke mens (soms in het zieke dier) vermeerdert. Ook kan vermeerdering plaats vinden in het lichaam van gezonde, immune personen, z.g. smetstofdragers. De weg die de smetstof moet afleggen kan zeer verschillend zijn. Zij kan het lichaam verlaten met de faeces (cholera, tyfus, dysenterie), de urine (tyfus), met het sputum resp. de kleine speekselbolletjes die met niezen enz. verspreid worden (tuberculose, griep enz). Bij weer andere ziekten zijn huid of uitwendige slijmvliezen aangetast, zodat de smetstof aan de oppervlakte van het lichaam aanwezig is (lues of syfilis). Soms komen de microben in het bloed voor: insecten kunnen met het bloed de smetstof opnemen.

Als ‘porte d’entrée’, de plaats waar de smetstof het lichaam kan binnendringen, komen in aanmerking mond en neus, waardoor de microben zowel in het maagdarmkanaal als in de diepere ademhalingsorganen terecht kunnen komen. Door direct contact kunnen huid of uitwendige slijmvliezen besmet worden. In sommige gevallen wordt de smetstof rechtstreeks door de huid heen in het lichaam gebracht (beet van een dolle hond, steek van een geïnfecteerde mug).

Wanneer iemand in het gezicht gehoest wordt, of wanneer het besmette slijmvlies in directe aanraking komt met het slijmvlies van een gezonde, spreekt men van een rechtstreekse besmetting. In vele gevallen is de besmetting middellijk: een minimale hoeveelheid ontlasting van een tyfuspatiënt kan b.v. via de handen van een huisgenoot levensmiddelen besmetten. De ziekte van Weil komt veel bij ratten voor, die de kiemen met urine uitscheiden. Zodoende kan open water besmet worden en loopt een zwemmer gevaar ziek te worden. De pestbacterie wordt door de vlo tijdens de maaltijd op een zieke rat met diens bloed opgezogen. De bacteriën vermeerderen zich dan en vormen soms een prop in de voormaag van de vlo.

Bij een latere maaltijd op de mens verstopt die prop de weg naar de maag en braakt de vlo opgezogen bloed met bacteriën uit de voormaag in het steekkanaal. Wanneer een kleerluis bloed van een vlektyfuspatiënt in het begin der ziekte heeft opgenomen, vermeerdert het virus zich in de luis. Na enige tijd kan de ontlasting, tijdens het steken gedeponeerd op de huid van een gezonde mens, het steekkanaal infecteren.

Onder sommige omstandigheden, b.v. wanneer een waterleiding besmet is, worden talrijke mensen tegelijkertijd geïnfecteerd (explosieve epidemie). Bij verspreiding door contact worden geleidelijk meer personen aangetast. Iedere nieuwe zieke wordt weer een bron van infectie. Eindelijk bereikt de epidemie haar hoogtepunt en gaat dan dalen. Er ontstaat dus een epidemiegolf.

Bij de inheemse ziekten ziet men seizoengolven, ook wel primaire golven genaamd, optreden. Tyfus heeft in de nazomer een top, nekkramp in het voorjaar, roodvonk in de winter enz. Secundaire gol- ven zijn onafhankelijk van het jaargetijde; de lengte der golven kan maanden tot jaren be- dragen. In Rusland zijn dergelijke golven van vlektyfus b.v. voorgekomen in de jaren 1908—1912 en van 1919—1923. In steden ziet men veelal om de ongeveerelkaar vier jaar een mazelenepidemie optreden. Tertiaire golven verlopen over vele tientallen van jaren. In de 6de eeuw begon de z.g. pest van Justinianus, in de 14de eeuw bracht de ziekte als ‘zwarte dood’ grote verwoestingen teweeg, in de 17de eeuw heerste de ziekte opnieuw.

Evenals voor het ontstaan van een infectieziekte zijn voor het ontstaan van een epidemie, schematisch gedacht, drie factoren van belang:

1. de virulentie van de smetstof 2. de hoeveelheid smetstof die onder een bevolkingsgroep circuleert 3. de weerstand van die bevolkingsgroep.

Over de betekenis van de virulentie voor de epidemiologie is nog weinig bekend.

Wat de hoeveelheid smetstof betreft, zal bij ziekten die door insecten worden overgebracht een vermeerdering van het aantal insecten een stijging van de epidemie ten gevolge hebben. In de koude maanden en onder hygiënisch ongunstige omstandigheden (oorlog) komen de meeste kleerluizen voor, waardoor de vlektyfus dan een top heeft. Voor de verspreiding van tyfusbacteriën bestaat ’s zomers meer gelegenheid dan ’s winters: rauwe groenten, vliegen enz. Epidemieën van respiratoire infecties treden vooral op, wanneer mensen in een beperkte, slecht geventileerde ruimte samen zijn. Hier circuleert dan veel smetstof. Deze ziekten hebben dus een seizoengolf in de koude maanden.

Van betekenis is verder het weerstandsvermogen der bevolking. Van Loghem toonde aan dat daling van de buitentemperatuur gevolgd wordt door een epidemie van verkoudheid. De warmteregulatie van het lichaam wordt dan bemoeilijkt, waardoor het weerstandsvermogen kleiner wordt. Tevoren als commensalen aanwezige kiemen zullen dan ziekte veroorzaken. Onvoldoende voeding, onregelmatig leven, zorgen en spanningen verhogen de vatbaarheid voor vele infectieziekten:

tuberculose tijdens de wereldoorlogen. Bijzondere aandacht verdient het ‘specifieke’ weerstandsvermogen der bevolking, d.w.z. de weerstand t.o.v. één bepaalde ziekte. In een land waar sinds vele jaren geen mazelen zijn voorgekomen, krijgt, indien een geval wordt geïmporteerd (zoals in 1845 op de Faroër), vrijwel iedereen mazelen, behalve de ouderen die tijdens de vorige epidemieën mazelen gehad hebben. Het doorstaan van een epidemie heeft dus een zekere mate van bevolkingsimmuniteit ten gevolge. Enige jaren later is er weer een categorie mensen die de ziekte niet gehad hebben en er kan een nieuwe epidemie komen.